Aardbevingen kunnen ontzettend veel schade aanrichten. Maar de ene aardbeving richt natuurlijk meer schade aan dan de andere. Hoe wordt deze schade eigenlijk gemeten? Dat en meer leer je met deze video voor aardrijkskunde.
9. Aardbevingen (deel 2)

Een schoksgewijze verplaatsing van stukken aardkorst (wanneer de wrijving overwonnen wordt) die leidt tot het ontstaan van trillingen. De trillingen verplaatsen zich van de aardbevingshaard (hypocentrum) naar de oppervlakte waar zich de schijnbare haard van de aardbevingen bevindt (het epicentrum).
De aardkorst van continenten, deze bestaat voornamelijk uit graniet.
De plek aan het aardoppervlak loodrecht boven het hypocentrum van de aardbevingen. Het is de schijnbare haard van de aardbevingen.
De plaats op een bepaalde diepte waar de aardbeving ontstaat.
De sterkte van een aardbeving volgens de schaal van Richter. Wordt weergegeven op een schaal van 0 tot 9.
Een ramp ontstaan door een natuurlijke oorzaak waarbij sprake is van grote economische schade en/of veel slachtoffers. Onder andere aardbevingen, orkanen, vulkaanuitbarstingen en tsunami’s kunnen zorgen voor een ramp.
Grenzen van de platen waaruit de lithosfeer bestaat en die ten opzichte van elkaar bewegen.
Verklaart de bewegingen van de tektonische platen, waaruit de aardkorst bestaat.
Schaal die de sterkte (magnitude) van aardbevingen aangeeft door de omvang van de trillingen te meten met een seismometer of seismograaf. Hierbij wordt gekeken naar de hoeveelheid energie die bij een aardbeving vrijkomt. Uiteindelijk wordt dit weergegeven op een logaritmische schaal van 0 tot 9.
Meetinstrument dat bestaat uit een stabiele massa met een naald, die de trillingen van een aardbeving op papier, op film of digitaal registreert.
Een plaatgrens waar stukken oceanische korst of continentale korst langs elkaar bewegen. Op deze plaatsen komen vaak heftige aardbevingen voor, maar weinig vulkanisme.
Hoge vloedgolven in een kustgebied (tot wel dertig meter boven het normale peil) die het gevolg zijn van een sterke aardbeving onder de zee.
ln de dagen voor een eruptie van de Popocatepetl vinden vaak aardbevingen plaats waarvan de hypocentra dicht onder het aardoppervlak liggen.
Leg uit dat juist dan deze aardbevingen ontstaan. Je uitleg moet een oorzaak-gevolgrelatie bevatten.
Uit de uitleg moet blijken dat:
- voorafgaand aan een eruptie de (relatief dicht onder het aardoppervlak gelegen) magmahaard van de vulkaan vol raakt (oorzaak)
- waardoor in de magmahaard druk wordt opgebouwd (waarbij aardbevingen ontstaan) (gevolg)