Biologie

1. Cel, weefsel, orgaan en orgaanstelsel

Gegeven door:
Magali de Rooy
Beschrijving Begrippen

Met behulp van de uitleg op deze pagina voor biologie leer je over de cel, weefsels, organen en het orgaanstelsel. Het is een introductie tot de rest van dit domein, waar we dieper in gaan op allerlei organismen. Vergeet dus zeker niet om al deze onderwerpen te bekijken!

Voedingsstoffen

Energievoorziening van het lichaam

Lipiden

Ander woord voor vetten

Melkzuur

Organische stof, die ontstaat bij de anaerobe dissimilatie van glucose in spieren en micro-organismen

Melkzuurgisting

C6H12O6 (glucose) --> 2 C3H6O3 (melkzuur) + energie. Deze reactie vindt plaats door melkzuurbacterien en in spieren. Bijv. Gebruikt bij de productie van yoghurt en zuurkool

Monosacharide

Suikers met één ringstructuur in het molecuul, veelal met vijf of zes C-atomen, zoals glucose, fructose en ribose

Nitraat

De anorganische stof NO3-

Optimumkromme

Een kromme waarbij het verband tussen een factor en een activiteit is uitgezet, bijv. verband tussen temperatuur en enzymactiviteit: er is een beste temperatuur(optimum), waarbij de enzymactiviteit het hoogst is

Organische stof

Ingewikkeld molecuul afkomstig van organismen en bevat C-H verbindingen

Koolstofassimilatie

De vorming van glucose uit koolstofdioxide en water m.b.v. energie. (Bijv. Fotosynthese)

Osmose

Diffusie van water door een semi-permeabel membraan

Proteïne

Ander woord voor eiwitten

Sacharose

Een disacharide (suiker) waarvan elk molecuul bestaat uit een glucose-eenheid en een fructose-eenheid

Stofwisseling

Het totaal van alle chemische processen in de cellen van een organisme

Substraat

Stof waarop een enzym inwerkt

Substraatspecifiek

In staat slechts één bepaald substraat om te zetten

Ureum

Organische stof, die het belangrijkste product van de eiwitafbraak bij zoogdieren vormt

Vet

Organische stof waarvan elk molecuul ontstaat door het binden van een glycerolmolecuul en drie vetzuurmoleculen

Polysacharide

Verbindingen waarvan elk molecuul bestaat uit veel monosacharide-eenheden. Bijv. Zetmeel

Glucose

Belangrijk monosachararide met 6 C-atomen, wordt gevormd bij de fotosynthese en afgebroken bij de dissimilatie

Fotosynthese

Proces, waarbij water en koolstofdioxide met behulp van het zonlicht worden omgezet in zuurstof en glucose

Mechanische vertering

Dit is het kauwen van het voedsel in de mond + mixen van het voedsel in de mond + peristaltische bewegingen van darmen

Absorptie

De energie van een systeem die door een ander systeem geheel of gedeeltelijk wordt opgenomen en omgezet in een andere energievorm

Actief transport

Transport waarvoor energie nodig is

Ammoniak

Een anorganische verbinding van stikstof en waterstof (molecuulformule NH3)

Anaeroob

Zonder behulp van zuurstof

Beperkende factor

Een factor die de snelheid van een proces laag houdt

Capillaire werking

Het omhoog gaan van vloeistof in nauwe kanalen door onderlinge aantrekking van moleculen

Chemische energie

Energie opgeslagen in moleculen

Diffusie

Verplaating van een stof van een hoge concentratie naar een lage concentratie

Disacharide

Een stof waarvan elk molecuul bestaat uit twee monosacharide-eenheden (ontstaat door condensatie van twee monosachariden)

Dissimilatie

De afbraak van organische moleculen tot kleinere moleculen wat het doel heeft om energie vrijmaken

Eiwit

Een stof waarvan elk molecuul is opgebouwd uit veel aminozuur-eenheden

Enzym

Biokatalysator. Organische stof die stofwisselingsprocessen versnelt zonder zelf verbruikt te worden

Enzymactiviteit

Snelheid van werking van een enzym: Hoeveelheid substraat die per tijdseenheid wordt omgezet of de hoeveelheid reactieproduct die per tijdseenheid ontstaat

Enzym-substraatcomplex

Complex dat ontstaat doordat het substraat op een speciale manier in het actieve centrum aan het enzym wordt gebonden. Fosfaat: Anorganische stof met het element fosfor (P)

Fosfaat

Anorganische stof met het element fosfor (P)

Foto-autotroof

In staat tot fotosynthese, om daarbij uit anorganische stoffen organische stoffen te vormen

Voortgezette assimilatie

Omzetting van producten van de koolstofassimilatie in andere organische stoffen

Zetmeel

Polysacharide, ontstaan door aaneenkoppelen van glucose, is een reservestof voor energie

Fructose

Monosacharide met 6 C-atomen per molecuul, bestanddeel van sacharose

Cel

Kleinste bouwsteen waar alle levende organismen uit zijn opgebouwd

Celkern

Regelt alle levensprocessen in de cel

Celmembraan

Biologische structuur die de binnenkant van de cel scheidt van de buitenkant

Weefsel

Een groep cellen met dezelfde vorm en functie

O1: Stofwisseling van het organisme

O2: Zelfregulatie van het organisme

O3: Afweer van het organisme

Wat is een cel?

Een cel is eigenlijk het kleinste ‘systeempje’ in een organisme. Het is een soort ruimte die afgesloten wordt door het celmembraan; dit is een soort vlies om de cel heen. Een aantal cellen heeft ook een celwand, wat de cel steviger maakt. Binnenin het celmembraan zit een vloeistof waar alle andere celorganellen in drijven. Deze vloeistof noem je het cytoplasma of celplasma. Hierin drijft bijvoorbeeld de celkern. De celkern bevat alle chromosomen van het organisme. Chromosomen zijn de dragers van het erfelijke materiaal van de cel, ook wel het DNA genoemd. Wanneer je meer wilt weten over individuele cellen, hoe ze eruit zien en hoe ze werken, kun je ook onze andere video’s over cellen gaan bekijken.


Wat zijn weefsels?

Bij meercellige organismen zijn cellen vaak gegroepeerd in iets grotere systemen, dat zijn “weefsels”. Weefsels zijn groepjes cellen met dezelfde vorm en functie. Weefsels bestaan uit cellen, en tussenstof die de cellen bij elkaar houden.


Organen en orgaanstelsels

Als we nog een stap hoger gaan, komen we bij organen. Een orgaan is een groep van weefsels met een bepaalde functie, die met elkaar samenhangen. Ook organen werken met elkaar samen.


Nog een stapje hoger is zo’n groep samenwerkende organen, dit noem je ook wel een orgaanstelsel. Het functioneren van een bepaald orgaan kan ook de samenwerking tussen verschillende organen beïnvloeden.


Een voorbeeld van dit alles is de nier. De nier is een orgaan. Het bestaat uit verschillende onderdelen: twee daarvan zijn de medulla en de cortex. De medulla en de cortex hebben beiden een andere functie. Er is in het orgaan “de nier” dus medullaweefsel aanwezig, en cortexweefsel. Het medullaweefsel bestaat uit allemaal cellen met dezelfde vorm en functie, die er weer anders uitzien dan de cellen in het cortexweefsel. Het orgaan “de nier” is onderdeel van het orgaanstelsel dat zich met zuivering en uitscheiding bezighoudt.