In deze kennisclip voor natuurkunde gaan we verder met het domein dat over trillingen en golven gaat. We zullen nu specifiek gaan kijken naar de onderwerpen buiging, interferentie en het dopplereffect. Gebruik deze uitleg om je goed voor te bereiden op toetsen, SE's en het eindexamen!
5. Buiging, interferentie en het dopplereffect

De maximale uitwijking van een trillend object tijdens de trilling
Het fenomeen dat optreedt wanneer de bron en de waarnemer zich ten opzichte van elkaar bewegen. Door een snelheidsverschil verandert de frequentie van geluid, licht of andere golfverschijnselen
Een bepaald moment in de trilling. Het symbool is Phi ϕ
Het aantal trillingen per seconde. Er geldt f=1/T, waarbij f = frequentie (Hz) en T = trillingstijd (s). De eenheid is Hertz (Hz)
Een longitudinale drukgolf die zich voortplant vanaf een geluidsbron. Alleen geluid met een frequentie tussen de 20 Hz en 20 kHz (onderste en bovenste gehoorgrens) is voor mensen hoorbaar
Het samenkomen van twee golven, waardoor versterking, verzwakking of uitdoving kan optreden
Een lichtbron beweegt weg van de waarnemer, daardoor wordt de golflengte langer en lijkt het waargenomen licht roder
Een ruimtelijk verplaatsende trilling
Een periodieke beweging om een evenwichtsstand
Plaatsen waar de amplitude minimaal is
Plaatsen waar de amplitude maximaal is