In deze video met uitleg voor aardrijkskunde gaan we het hebben over klimaatgebieden. De definitie van een klimaatgebied is een groot gebied met ongeveer hetzelfde klimaat. Dat klinkt heel logisch, maar hoe deze klimaatgebieden tot stand komen ligt wat ingewikkelder. Zeestromen spelen bijvoorbeeld een hele grote rol als het gaat om het klimaat in een gebied. Bekijk de kennisclip om meer te weten te komen!
1. Klimaatgebieden

Bewegende (koude of warme) watermassa’s aan het oppervlak van de oceanen, veroorzaakt door de wind.
Indeling in klimaatgebieden waarbij de plantengroei op aarde gekoppeld is aan drie kenmerken: de gemiddelde temperatuur (per jaar, van de warmste maand, van de koudste maand), de gemiddelde jaarlijkse neerslag en het seizoen waarin de neerslag valt.
Wijziging van de kenmerken van het klimaat in een gebied door natuurlijke of menselijke oorzaken.
Een klimaat dat door de grote afstand tot de zee een groot temperatuurverschil kent tussen zomer en winter. Wordt gekenmerkt door koude winters en zeer hete zomers.
Klimaat met hoge temperaturen en droogte in de zomerperiode (door de aanwezigheid van hoge druk) en gematigde temperaturen en neerslag in de winterperiode.
Een passaat waarbij sprake is van een halfjaarlijkse omkering van de windrichting. Treedt op als een stuk continent binnen de invloedssfeer van de passaten een groot verschil in temperatuur kent tussen zomer (sterke verhitting en lage druk) en winter (afkoeling en lage druk).
Een klimaat waarbij de passaat een halfjaarlijkse omkering van de windrichting kent. In de zomer is er een natte moesson (sterke verhitting en lage luchtdruk) en in de winter een droge moesson (afkoeling en hoge luchtdruk).
Constant waaiende winden aan het aardoppervlak van het subtropisch hogedrukgebied rond de 30° breedte naar de intertropische convergentiezone (ITCZ) rond de evenaar. Op het noordelijk halfrond waaien ze – door de afwijking die veroorzaakt wordt door de Corioliskracht – uit het noordoosten (noordoostpassaat) en op het zuidelijk halfrond uit het zuidoosten (zuidoostpassaat).
Een klimaat wat door de nabijheid tot de zee geen groot temperatuurverschil kent tussen zomer en winter. Wordt gekenmerkt door zachte winters en niet erg hete zomers.
Bewegende (koude of warme) watermassa’s aan het oppervlak van de oceanen, veroorzaakt door de wind.
Zeestromen worden aangedreven door verschillen in temperatuur en zoutgehalte.
Welke exogene kracht speelt ook een rol in de aandrijving van zeestromen?
De wind.