Geschiedenis

20. Éénwording van Europa (Kenmerk 47 & 48 & 49)

Gegeven door:
Rick Ouwehand
Beschrijving Begrippen Examenvragen

Op deze pagina met uitleg voor geschiedenis bespreken we de toenemende westerse welvaart en de sociaal-culturele veranderingen die dit teweeg bracht. Ook kijken we naar de éénwording van Europa en de ontwikkeling van de pluriforme (multiculturele) samenleving.

Dekolonisatie

Het proces waarbij koloniën zelfstandig en onafhankelijk worden.

Feminisme

Een politieke stroming die streeft naar gelijke rechten, behandeling en mogelijkheden voor mannen en vrouwen.

Ontzuiling

Het afnemen of wegvallen van naast elkaar bestaande groeperingen die getekend zijn door verschillende levensbeschouwingen binnen één samenleving.

Verzorgingsstaat

Een samenleving waarin de overheid zorgt voor het sociaal-economisch welzijn van de burgers.

Recessie

Een periode waarin het minder goed gaat met de economie dan voorheen; een negatieve economische groei.

Oliecrisis

Een economisch gevolg van grote tekorten aan aardolie.

Consumptiemaatschappij

Een samenleving die gekenmerkt wordt door het voortdurend verwerven van goederen of diensten, omdat dit de maatschappelijke status verhoogt.

Wapenwedloop

Een wedstrijd tussen twee of meerdere landen om elkaar te overtreffen op het gebied van het aantal wapens en wapentechnologie.

BRD

Afkorting van Bondrepubliek Duitsland. Dit was vroeger de benaming voor West Duitsland.

Verdrag van Maastricht

Een op 7 februari 1992 gesloten verdrag, waarbij onder meer de oprichting van de Economische en Monetaire Unie afgesproken werd.

DDR

Afkorting van de Deutsche Demokratische Republik. Dit was een benaming van Oost Duitsland (1949-1990).

Warschaupact

Een in 1955 gesloten militair bondgenootschap van verschillende landen in Oost-Europa, als tegenhanger van de westerse NAVO.

NAVO

Afkorting van Noord Atlantische Verdrags Organisatie. Een militair bondgenootschap van de Verenigde Staten, Canada en vele westerse landen (waaronder Nederland).

Containmentpolitiek

Een politieke strategie van Amerika, met als doel om de expansie van het communisme in Europa en Azië in te dammen. Wordt ook indammingspolitiek genoemd.

Koude Oorlog

De periode na de Tweede Wereldoorlog (1945-1990), waarin een niet gewapend conflict bestond tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie (en hun bondgenoten).

Communisme

Een politieke ideologie die streeft naar een maatschappij waarin productiemiddelen en goederen gemeenschappelijk bezit zijn.

Kapitalisme

Een economisch stelsel waarbij productiemiddelen eigendom zijn van particulieren. Er wordt gestreefd naar een zo groot mogelijke winst.

Onafhankelijkheid

De vrijheid hebben om acties te ondernemen die gebaseerd zijn op eigen overtuigingen, zonder beïnvloed te zijn door anderen.

Hegemonie

De macht of invloed van een staat op andere staten.

Blokkade van West Berlijn

De blokkering van weg-, spoor- en binnenvaartsverbindingen tussen de westelijke bezettingszones van Duitsland en West-Berlijn. Deze blokkade werd opgezet en uitgevoerd door de Sovjet-Unie.

Pluriforme samenleving

Een samenleving waarin verschillende cultuurgroepen naast elkaar leven.

Gebruik bron 12.

De hippies dragen in de jaren 1960-1970 bij aan sociaal-culturele veranderingsprocessen door zich af te zetten tegen economische veranderingen in die tijd.

Leg dit uit.

Bron 12:

ln het Amerikaanse tijdschrift Ramparts verschijnt in 1967 een artikel over hippies:

Hippies hebben een duidelijk beeld van de ideale samenleving (...), waarin iedereen veranderd is en mooi en vol liefde en gelukkig en vrij. Maar het is een visie waarin noodzakelijkerwijs een radicale, politieke filosofie besloten ligt: leven in communeverband, drastische inperking van het privébezit, afwijzing van geweld, creativiteit voor consumptie, vrijheid voor autoriteit en minder nadruk op de overheid en op traditionele vormen van leiderschap. (...) Alle hippies hebben een politieke houding - een houding van onverzoenlijk verzet tegen het establishment, dat hen als misdadigers bestempeld omdat ze lsd en marihuana gebruiken, en hen haat omdat ze met z'n negenen in een kamer en met z'n drieën in een bed slapen, vrije seks schijnen te bedrijven, geen last blijken te hebben van schuldgevoelens en bovendien nog gezonde kinderen in smerige kleren kunnen grootbrengen. (...)

Ze staan zeer duidelijk en voorgoed buiten de gemeenschappelijke opinie, waaraan deze samenleving zo'n waarde hecht. En omdat het wereldje van de hippies in zo verregaande mate het wereldje is van de mensen onder de vijfentwintig, en, zoals Time(1) al waarschuwde, al heel gauw de helft van de Amerikaanse bevolking zal uitmaken, is dit een politiek feit van betekenis.

Noot 1: Time Magazine is een Amerikaans tijdschrift.

1. Jagers en verzamelaars

2. Grieken en Romeinen

3. Christendom en Islam

4. Steden en Staten

5. Ontdekkers en Hervormers

6. Regenten en Vorsten

7. Pruiken en Revoluties

8. Burgers en Stoommachines

9. Tijd van wereldoorlogen

A.10 Tijd van televisie en computers

Consumptiemaatschappij

Na afloop van de Tweede Wereldoorlog werden er sociaaldemocratische kabinetten gevormd. Sociale zekerheid was dus erg belangrijk. Vanwege de oorlog was er op dat moment niet veel geld in Nederland, wat veranderde vanaf 1955. De welvaart nam toen toe, waardoor de inwoners van Nederland meer konden gaan kopen. Hierdoor kwam er een consumptiemaatschappij tot stand. Er werd veel gekocht, waardoor de economie begon te groeien. Voorheen kocht men alleen producten die ze écht nodig hadden, maar dat veranderde sterk. Er werden veel luxe producten – denk aan auto’s, televisies etc. – gekocht, en men ging steeds vaker op vakantie.


De oliecrisis van 1973

De groei van de Nederlandse economie werd gestopt door de oliecrisis van 1973. Een aantal landen uit het Middel-Oosten, waarvandaan Nederland olie importeerde, besloot om geen olie meer te verkopen aan westerse landen. Dit had als gevolg dat Nederland in een recessie belandde. In de jaren die volgden raakten veel mensen hun baan kwijt. De jaren 80 werden gekenmerkt door werkloosheid en wordt nu de verloren generatie genoemd. Door de hoge werkloosheid moesten er veel uitkeringen uitgereikt worden, waardoor de verzorgingsstaat onder druk kwam te staan.


Van consumptiemaatschappij naar informatiemaatschappij

Vanaf 1985 trok de Nederlandse economie weer aan. Rond dezelfde tijd maakte het land de overstap van een consumptiemaatschappij naar een informatiemaatschappij. Dit betekent dat men zijn geld vaker verdiende met kennis en communicatiediensten in plaats van met tastbare producten. Deze verandering is voor een groot deel mogelijk gemaakt door de uitvinding van de computer en de mobiele telefoon.


Sociaal-culturele veranderingen

Kinderen die opgroeiden vanaf de jaren 50 waren een andere levensstandaard gewend dan eerdere generaties, vanwege de toenemende welvaart. De oudere generatie was, mede vanwege de oorlog, gewend aan schaarste en zuinigheid. De nieuwe generatie was daarentegen gewend geraakt aan luxe, waardoor er een generatieconflict ontstond. Er ontstonden sociaal-culturele veranderingen, doordat de jonge generatie zich verzette tegen het huidige gezag. Zo wilden zij bijvoorbeeld niet meer naar de kerk en leefden ze buiten de zuilen waarin hun ouders zich bevonden. Vanaf de jaren 60 is er daarom sprake van ontkerkelijking en ontzuiling in Nederland.


Individualisering

Rond dezelfde tijd begon ook de verhouding tussen en man en vrouw te veranderen. Het beeld over de huidige samenlevingsvormen veranderde, net als het beeld over homoseksualiteit. Vrouwen kwamen meer voor zichzelf op, waardoor we spreken van een tweede feministische golf. Ze wilden onder andere meer gelijkheid op de arbeidsmarkt en vonden dat de man ook best voor de kinderen kon zorgen. Er kwam meer zelfstandigheid en er ontstond individualisering: je was meer dan ooit op jezelf aangewezen.


Europese samenwerking

Na afloop van de Tweede Wereldoorlog waren verschillende Europese staten het over één ding eens: er mocht geen Derde Wereldoorlog komen. Ze wilden dit voor elkaar krijgen door beter samen te werken en zo toekomstige economische crisissen beter op te vangen. Ondertussen werd ook Duitsland langzaamaan weer welvarender, waardoor andere Europese landen toch weer zenuwachtig werden.


De EGKS

De eerste vorm van Europese samenwerking was de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal. De EGKS werd opgericht in 1952, en bestond uit Frankrijk, Italië, Nederland, België, Luxemburg en West-Duitsland. De EGKS werd een groot succes, waarna de deelnemende landen besloten om de samenwerking verder uit te breiden. In 1958 ontstond daarom de EEG: de Europese Economische Gemeenschap. Hierin werd nog nauwer samengewerkt. Ook Engeland voegde zich bij deze organisatie.


De EU

De angst voor een groot en machtig Duitsland hield Europese landen nog lang in hun greep. In 1989 werd – na de val van de Berlijnse Muur – een verenigd Duitsland voorgesteld. De andere landen gingen hiermee akkoord, maar ze vergrootten wel de macht van Europa. De Europese Unie (EU) werd een feit in 1992, tijdens het verdrag van Maastricht. Na de invoering van de euro en de Europese Centrale Bank (ECB) wilden ook veel Oost-Europese landen zich aansluiten bij de Europese Unie.


Immigratie en emigratie

De dekolonisatie van landen had als gevolg dat er een grote stroom immigranten naar Europa trok. In Nederland waren dit in eerste instantie voornamelijk Indonesiërs. Zij hadden weinig moeite om zich aan te passen.


Ook kwamen er veel Molukkers naar Nederland, maar deze groep mensen werd aanzienlijk minder vriendelijk behandeld. Vaak werden zij in barakken geplaatst, met als doel om hen later terug te sturen. Dit kon echter niet, en de Molukkers kwamen in opstand. Dit deden ze door terroristische acties uit te voeren, zoals het kapen van een trein. Omdat het terugsturen niet lukte, was Nederland gedwongen om een andere oplossing te bedenken. Het land ging zich bezighouden met de integratie van Molukkers in Nederland. Uiteindelijk ging deze groep gewoon op in de Nederlandse samenleving.


Na de Tweede Wereldoorlog was er in eerste instantie meer sprake van emigratie dan van immigratie in Nederland. Het Nederlandse volk vertrok naar andere plekken in de wereld. Toen de welvaart in Nederland weer toenam, kwamen er meer immigranten. In de jaren 60 waren dit voornamelijk Italianen, Grieken en Spanjaarden. Dit ging natuurlijk niet altijd even makkelijk.


Pluriforme samenleving

Een aparte groep van immigranten waren gastarbeiders. Nederland had een tekort aan mijnwerkers, die daarom uit andere landen – voornamelijk Marokko en Turkije - gehaald werden. Ook kwamen er na het uitroepen van de onafhankelijkheid van Suriname veel Surinamers naar Nederland. De nieuwe, multiculturele samenleving viel niet bij iedereen in de smaak. Nog steeds is er veel discussie over de integratie van ‘nieuwe Nederlanders’. Toch heeft Nederland nu een pluriforme samenleving: een samenleving waarin veel verschillende nationaliteiten en culturen naast en met elkaar leven.