In deze video met uitleg voor natuurkunde hebben we het over geluidsgolven die bij elkaar komen; hoe deze elkaar versterken of uitdoven. We doen dit aan de hand van een oefenopgave over een fluitje met 1 toon.
10. Oefenopgave: fluitje met 1 toon

Een bepaald moment in de trilling. Het symbool is Phi ϕ
Het aantal trillingen per seconde. Er geldt f=1/T, waarbij f = frequentie (Hz) en T = trillingstijd (s). De eenheid is Hertz (Hz)
Een longitudinale drukgolf die zich voortplant vanaf een geluidsbron. Alleen geluid met een frequentie tussen de 20 Hz en 20 kHz (onderste en bovenste gehoorgrens) is voor mensen hoorbaar
De lengte van een golfberg en een golfdal samen, gemeten in rechte lijn
De snelheid waarmee een bepaalde fase van een golf zich beweegt, er geldt v = f ·λ, v = golfsnelheid (m/s), f = frequentie (Hz), λ = golflengte (m)
Een golf die zich met een constante snelheid (v) voortplant in een bepaalde richting
Een golf die zich niet in een bepaalde richting verplaatst. Alleen de amplitude varieert langs de golf
Een ruimtelijk verplaatsende trilling in een medium
Het deel van de golf dat trilt
Het deel van de golf dat niet trilt