Aardrijkskunde

1. De elementen van het weer

Gegeven door:
Richard Mozes
Beschrijving Begrippen
"In deze Aardrijkskunde video over de elementen van het weer leer je hoe je het klimaat beschrijft in Nederland, Spanje en de VS. Daarnaast kijken we naar hoe de waterkringloop werkt en hoe ze omgaan met water in Nederland, het Midden-Oosten en China. Verder bespreken we hoe de bevolking zich ontwikkelt binnen deze landen en hoe zij omgaan met stedelijke vraagstukken.
A1. Weer en klimaten

ThumbnailPlay
ThumbnailPlay
ThumbnailPlay
A2. Weer en klimaat in Europa

A3. Weer en klimaat in de V.S.

Je kunt deze uitleg gebruiken om je voor te bereiden op het eindexamen aardrijkskunde voor vmbo, maar ook voor andere toetsen en SE’s. Weer & Klimaat.


Weer en Klimaat


Het klimaat is de gemiddelde weersituatie over een langere periode (minstens 30 jaar) in een bepaald gebied.


Het weer is de toestand van de atmosfeer op een bepaalde plaats op de aarde op een bepaald moment.


De atmosfeer is de dampkring rond de aarde. Het bestaat uit verschillende lagen die in elkaar overlopen.



Weerelementen

Het Klimaat is de gemiddelde weersituatie over een langere periode (minstens 30 jaar) in een bepaald gebied. Om de klimaten in verschillende landen met elkaar te vergelijken, kijk je naar verschillende onderdelen van deze definitie en vergelijkt ze. Één van deze onderdelen zijn de weerelementen. 


Er zijn 5 weer-elementen, die meestal per gebied wisselen:

  1. Temperatuur
  2. Neerslag
  3. Luchtdruk
  4. Wind 
  5. Bewolking


Voor de weerelementen geldt altijd:

  1. Als water warmer wordt, geeft het damp. Dat zijn piepkleine, bijna onzichtbare druppeltjes.
  2. Warme lucht en damp stijgen altijd, hierdoor kunnen wolken ontstaan.
  3. Als ze dan in een koudere omgeving komen, condenseren ze: Dan vormen ze grotere druppels. Dat is neerslag. Dus regen, of bij bevriezing, sneeuw of hagel.


1. Temperatuur 


Wat is temperatuur? 

Temperatuur geeft aan hoe warm of koud het is in graden. De temperatuur meet je met een thermometer. Er zijn verschillende schalen (graden verdelingen) waarmee je kunt meten zoals Fahrenheit, maar in Europa gebruiken we de Schaal van Celsius. 


Hoe wordt de temperatuur bepaald?

Er zijn verschillende factoren die die temperatuur bepalen. Één ervan, de belangrijkste, is de zonnekracht. De zonnekracht is mede afhankelijk van de plaats waar je je op de aarde bevindt ten opzichte van de zon. Staat de zon recht boven je, dan ben je het dichtst bij de zon en is de zonnekracht op z'n warmst. Is hij aan het ondergaan, op z'n zwakst. De zonnekracht geeft de sterkte van de Uv-straling aan, de ultraviolette straling in het zonlicht. Deze straling heeft effect op de huid. 


2. Neerslag


Wat is neerslag?

Neerslag is het water dat uit de lucht op de aarde valt.

Dat kan zijn in de vorm van regen, sneeuw of hagel. Als de luchtvochtigheid in de lucht hoog is, valt er neerslag. Dit betekent dat de lucht een grote hoeveelheid waterdamp bevat. Vergelijk het met douchen in een ruimte met koude ramen of tegels. Vaak zie je dan dat waterdruppels zich vormen op de ruiten, niet door het douchewater, maar door de damp die condenseert. Een soort neerslag dus.

Droge lucht bevat weinig waterdamp, natte lucht veel waterdamp. De neerslag die op de aarde valt, verdampt voor een klein deel weer. Wat over blijft heet nuttige neerslag, kortweg neerslag min verdamping. 


Hoe meet je neerslag?

Gewoon door het op te vangen en te zien hoeveel millimeters per tijdseenheid, bijvoorbeeld een uur, er gevallen is. Dat is de neerslagintensiteit. Meet je dat over een bepaalde periode, dan krijg je een neerslagverdeling. Bij buienradar op je telefoon zie je in feite een voortdurende neerslagverdeling.


Soorten neerslag

Afgezien van regen, hagel of sneeuw zijn er andere soorten neerslag en die hebben te maken met de manier waarop ze ontstaan. We noemen er drie: stuwingsneerslag, frontale neerslag en stijgingsneerslag.


Stuwingsneerslag 

Deze ontstaat wanneer de vochtige lucht boven zee opstijgt tegen de helling van een berg. Hoe hoger hij komt, hoe meer hij afkoelt. De waterdamp in de vochtige lucht condenseert (verdikt als t ware), worden druppels, en het gaat regenen. Je hebt aan een berg een Loefzijde en een Lijzijde, net als bij een schip. Aan de loefzijde komt de wind erin, de lijzijde ligt dan in de luwte. Aan de loefzijde is het door de wind dus kouder, condenseert de vochtige lucht meer, en zal er meer neerslag of regen zijn. Aan de lijzijde dus minder, deze kant van de berg of het gebergte heet regenschaduw.


Frontale neerslag

Je hebt koude en warme luchtstromen. Soms komen die in botsing met elkaar. Daar ligt het front, net als bij twee legers. Maar de koude stroom is vrijwel altijd sterker of zwaarder en dwingt de warme stroom om op te stijgen. Daar koelt de luchtstroom af en condenseert tot wolken, waaruit het gaat regenen. Dit noemen we frontale neerslag.


Stijgingsneerslag

Dit zie je in warme tropische gebieden waar het soms extreem hard regent. De warme lucht aan de grond stijgt op en koelt in de hogere luchtlagen sterk af. Het condenseert, er ontstaan wolken en het gaat regenen. Dit noemen we stijgingsneerslag. 




3. Luchtdruk


Wat is luchtdruk?

Luchtdruk is de druk die de atmosfeer, de dampkring, op een bepaalde plek uitoefent op het aardoppervlak. 


Lage druk

Als lucht warmer wordt stijgt het op. Er is dan minder luchtdruk op het aardoppervlak. We spreken hier van lage druk, een minimum of van een depressie. Een gebied met een lagere luchtdruk dan z'n omgeving heet een lagedrukgebied. Op de weerkaart, in de krant of bij journaal, zie je deze aangegeven met een L. 


Hoge druk

Als lucht kouder wordt dan daalt het. De lucht is zwaarder en geeft meer druk. We hier van van hoge druk of een maximum. En dat vindt plaats in een hogedrukgebied. Op de weerkaart aangegeven met H.


Bij stijgende warme lucht, in een lagedrukgebied, krijg je wolkenvormig, en dus neerslagkans. Bij koude niet-stijgende lucht, in een hogedrukgebied, is er vaak veel zon, weinig bewolking en weinig neerslag.


Hoe wordt luchtdruk gemeten?

Luchtdruk wordt gemeten met een barometer. Een hoge stand betekent hoge druk en een lage stand een lage luchtdruk. Als je dit nu opmeet op verschillende punten, kan je daartussen lijnen trekken waar ze dezelfde druk hebben. Deze lijnen heten isobaren. Je ziet dat op weerkaarten, met de getallen erbij van de luchtdruk. 



4. Wind


Wat is wind?

Wind is de stroming van lucht aan het aardoppervlak. Wind gaat altijd van hoge druk, waar te veel aan lucht is, naar lage druk, waar tekort aan lucht is. Zo kan je dus op weerkaarten met de drukverschillen zien hoe de windrichting zal zijn. 

Maar: er is een Wet van de heer Buys Ballot, en die heeft vastgesteld dat de wind altijd een kleine afwijking heeft naar rechts op het Noordelijk halfrond, en naar links op het zuidelijk halfrond van de aarde. Dit komt door de draaiing van de aarde, die de wind een duwtje geeft.


3 begrippen over wind

  • Windkracht is de kracht van de wind, logisch. Hij wordt gemeten met de schaal van Beaufort. 
  • Windrichting is de richting waar de wind vandaan komt en niet waar hij naar toe gaat. Je kan het aflezen met een windroos.
  • Windsnelheid is de snelheid van de wind, te meten in meters per seconde.


Soorten wind

1. Landwind ofwel aflandige wind, die waait over het land, weg naar zee.

2. Zeewind ofwel aanlandige wind, die waait over zee naar het land.



5. Bewolking


Wolken ontstaan door het opstijging van vochtige lucht oftewel: water dat verdampt. De damp bestaat uit een verzameling druppeltjes of, bij vorst, ijskristallen. Ze vormen wolken. De bewolkingsgraad geeft aan hoeveel ervan de hemel met wolken bedekt is. Een hoge bewolkingsgraad betekent dus meer bewolking




Deze elementen bepalen dus het weer. Het gemiddelde weer per jaargetijde of door het jaar heen gemeten, geeft het klimaat aan in een land of gebied. Maar er zijn ook nog andere factoren. Bekijk de volgende video om deze factoren te leren.