In deze economie uitlegvideo bespreken we suboptimale situaties. Je leert hier alles over externe effecten - positieve en negatieve - en collectieve goederen.
In deze economie uitlegvideo bespreken we suboptimale situaties. Je leert hier alles over externe effecten - positieve en negatieve - en collectieve goederen.
Samenvatting voor economie - Externe effecten en collectieve goederen
Een suboptimale situatie is logischerwijs een situatie waarbij het optimale resultaat niet wordt behaald; het is sub-optimaal dus. We hebben in vorige video’s gezien dat suboptimale situaties tot stand kunnen komen door bepaalde keuzes die spelers maken in spelen. Denk bijvoorbeeld aan het Nash-evenwicht in het gevangenendilemma, waar beide spelers niet de optimale uitkomst behalen door hun dominante strategie toe te passen.
Suboptimale situaties kunnen ook tot stand komen door zogeheten externe effecten. Externe effecten zijn onbedoelde bijwerkingen die worden veroorzaakt door het produceren of consumeren van een bepaald product. Je hebt negatieve externe effecten en je hebt positieve externe effecten.
Laten we eerst kijken naar negatieve externe effecten. Een voorbeeld: Een man staat te wachten op de bus en steekt daarom een sigaret op. Naast hem staat een vrouw die nog nooit gerookt heeft: zij vindt de geur van sigaretten smerig, en meeroken kan bovendien schadelijk zijn. De man is de vrouw nu onbedoeld tot last. Dit is dus een negatief extern effect van het consumeren van een sigaret.
Daarnaast heeft het roken van de sigaret zelf nog een negatief extern effect; roken zorgt er namelijk voor dat meer mensen in het ziekenhuis komen met longproblemen, en het behandelen hiervan kost geld, wat de ziektekosten in een land duurder maakt, wat in veel landen weer doorberekend wordt naar alle burgers. Niet rokers betalen indirect dan dus een beetje voor de ziektekosten van rokers, wat een onbedoelde bijwerking is van roken en dus een negatief extern effect.
Een ander veelgebruikt voorbeeld van een negatief extern effect is milieuvervuiling. Een fabriek zou bijvoorbeeld goedkoop spulletjes kunnen maken, maar daarbij wel heel veel CO2 uitstoten of giftige stoffen produceren, wat niet doorberekend wordt in de prijs. Je kan dan dus die goedkope spulletjes kopen, maar wie betaalt er voor de vervuiling en het verhelpen ervan? Vaak niemand, waardoor dit dus een onbedoelde negatieve bijwerking is voor het milieu, want uiteindelijk gaat iemand de rekening betalen.
Gelukkig heb je naast de negatieve externe effecten ook de positieve externe effecten.
Een goed voorbeeld hiervan is inenting of vaccinatie. Wanneer een kind wordt gevaccineerd tegen een bepaalde ziekte wordt dit gedaan om ervoor te zorgen dat het kind deze ziekte niet krijgt. Een positief extern effect hiervan is dat de ziekte zich dan ook niet makkelijk verder kan verspreiden.
Het stoppen van de verspreiding is doorgaans niet het originele doel van het product, maar een bijkomstigheid van het gebruik. Bij Corona zagen we dit ook terug. Veel mensen namen een vaccinatie om zichzelf te beschermen tegen de ziekte, maar de positieve bijkomstigheid is dat het virus zich zo ook minder snel verspreidt.
Oké naast dingen zoals vaccinaties, komen positieve externe effecten voornamelijk voor bij de productie van collectieve goederen. Collectieve goederen zijn goederen waar iedereen gebruik van kan maken, zoals de openbare weg of parken. Maar ook diensten kunnen een collectief goed zijn, zoals het leger of de politie. Collectieve goederen zijn dus goederen waar de hele samenleving gebruik van maakt. Vaak worden deze goederen betaald door overheden of gemeenten vanuit belastinggeld.
De aanwezigheid van deze goederen is in principe fijn voor iedereen, maar wat als het meebetalen aan deze collectieve goederen, via bijvoorbeeld belastinggeld, niet verplicht is? Dan krijgen we weer te maken met het gevangenendilemma. Want de dominante strategie van burgers (spelers) zou zijn om niet meer mee te betalen. Waarom zou je immers ergens voor betalen als je het ook gratis kan krijgen? Dit noemen we meeliftgedrag.
Meeliftgedrag betekent dus dat iemand mee profiteert van goederen waar anderen voor betalen. Meeliftgedrag is een resultaat van positieve externe effecten. Je komt dan dus makkelijk in een situatie terecht waarin iemand die niet betaalt voor iets beter af is dan iemand die wel betaalt, wat natuurlijk niet wenselijk is. Mensen kunnen hier namelijk makkelijk misbruik van maken. Vandaar dat collectieve goederen doorgaans met belastinggeld betaald worden.
Dit verplicht meebetalen via bijvoorbeeld belastinggeld is dan weer een vorm van collectieve dwang. Collectieve dwang betekent dat er druk wordt uitgeoefend om te zorgen dat iedereen zich aan de regels, of wetten, houdt die met sancties worden gehandhaafd. Mensen worden zo door de samenleving of de overheid gedwongen om zich aan de regels te houden en in dit geval dus mee te betalen aan collectieve goederen.