Aardrijkskunde

2. Wijk en buurt

Gegeven door:
Richard Mozes
Beschrijving Begrippen
Het verschil tussen een wijk en een buurt wordt besproken in deze Digistudiesvideo. Onze docent legt de verschillen uit tussen de definities en hoe dit in de praktijk te zien is. Alles wat je over deze termen moet weten voor je aardrijkskunde eindexamen wordt behandeld in deze video.
Bewonerskenmerken

De kenmerken van groepen mensen in een buurt of wijk (bijvoorbeeld leeftijd, inkomen, gezinsfase, culturele achtergrond).

Buurtprofiel

Een overzicht van alle objectieve en subjectieve kenmerken in een wijk die samen de leefbaarheid bepalen.

Buurt-/wijkvoorzieningen

Alles wat comfortabel wonen en leven in een buurt of wijk mogelijk maakt. Bijvoorbeeld goede wegen, speelruimte, winkels en wijkcentra.

Achterstandswijken

Wijken die ten opzichte van andere wijken een achterstand hebben ten aanzien van de leefbaarheidsfactoren (werkloosheid, verloedering en veiligheid).

Herstructurering

Het herinrichten van wijken met een gevarieerd woningaanbod waardoor de fysieke leefbaarheid verbetert en sociale samenhang tussen de bewoners ontstaat.

Gentrificatie

Een wijk die wordt verbeterd doordat er hogere inkomensgroepen vestigen. Dit leidt tot een verhoging van de prijzen en de huren van woningen zodat bewoners met een laag inkomen gedwongen worden de wijk te verlaten. Door het verdringen van de lagere inkomensgroepen door hogere inkomensgroepen wordt de identiteit van de wijk verandert.

Objectieve leefbaarheid

Dit wordt bepaald door controleerbare informatie op basis van cijfers en feiten over de fysieke en sociale leefbaarheid en de veiligheid.

Sociale cohesie

De mate waarin bewoners van een wijk zich met elkaar en met de wijk verbonden voelen.

Religie

Het geloof in een god of meerdere goden. Wordt ook wel godsdienst genoemd.

Stadsvernieuwing

Het opknappen van verouderde wijken (via sloop of renovatie) op initiatief van de overheid om de fysieke leefbaarheid te verbeteren.

Sociale (on)veiligheid

De mate waarin de bewoners van een wijk zich door personen of situaties mentaal of lichamelijk bedreigd voelen.

D1. Nationale & regionale vraagstukken

D2. Regionale & lokale vraagstukken

Wijken en buurten

Steden kun je verdelen in wijken, en wijken weer in buurten. Wat is verschil tussen een wijk en een buurt? Beide zijn ze een ruimte in een stad die beschreven is als een gemeentelijke verordening, dus als stad of als wijk.


Wijk

Met een wijk wordt vaak een woonwijk bedoelt, hij wordt bepaald door een soort bewoning, huizen of flats. Zo heb je een villawijk (met villa's), een Vinex wijk (met acht of twaalf onder 1 kap-huizen en voor-en achtertuintjes), een arbeiderswijk (met van die kleine arbeiderswoninkjes van vroeger), 

een Chinatown (een Chinese wijk, omdat er veel Chinese winkels en restaurants zijn) of ook: een buitenwijk, die ver van het centrum af ligt en die meer op een dorp buiten de stad lijkt.


In een wijk kun je soms één of meer buurten vinden. Maar een wijk ligt nooit in een buurt.


Buurt

Een buurt is dus meestal kleiner dan een wijk; het kan onderdeel zijn van een wijk. Een buurt is een ruimte binnen de stad die door de bewoners gevoeld wordt als een eenheid. Het is een bepaald straten cluster, waar de bewoners zich bij elkaar voelen horen. Dat heet sociale cohesie, samenhang. Ze komen voor elkaar op. Er is een buurtvereniging. Er zijn scholen, pleinen, een speelplaats, een park, een buurthuis, een kerk misschien wel en/of een moskee. Het is een soort dorp in de stad, kun je zeggen.


Bewoners Behoeften

De gemeente, het stadsbestuur, wil natuurlijk weten wat er speelt in een buurt, waar er behoefte aan is als het gaat om openbare en andere voorzieningen. Daarvoor maken ze een zogeheten stadsprofiel. Een soort doorsnede van de stad. Data (statistische gegevens) worden verzameld bij politie, scholen, welzijnswerk en door gemeenteambtenaren, en in dat profiel ondergebracht. Zo komt de gemeente informatie over:

1. De woningkenmerken

2. De bewonerskenmerken van een buurt.


De leefbaarheid - want daar gaat deze video over - van de buurt hangt samen met die kenmerken in dat profiel: Hoe ervaren de bewoners die kenmerken en wat kan de gemeente er aan doen? Tot 1, de woningkenmerken, horen: ouderdom van de woningen, huur- of koopwoningen, soorten woning, en de staat van onderhoud. Tot 2, de bewonerskenmerken, horen: de grootte van de huishoudens (hoeveel personen per woning of gezin), gemiddeld inkomen, leeftijden, religie, etniciteit (wat voor achtergrond heeft men), en gezinsfase (leeftijd kinderen). Met die gegevens bepaalt de gemeente de behoeften in een buurt.


Veiligheid

Tot de leefbaarheid hoort ook de vraag: hoe ervaart een bewoner de sociale veiligheid of onveiligheid in zijn woonomgeving. Want de gemeente, onze maatschappij, wil natuurlijk dat iedereen zich zo veilig mogelijk voelt.


We onderscheiden twee vormen van sociale veiligheid:

  1. Objectieve veiligheid en
  2. Subjectieve veiligheid


  1. Objectieve veiligheid is de mate van veiligheid volgens de statistieken. Die is dus gebaseerd op de criminele feiten, zoals de politie die heeft geconstateerd en verzameld.

Maar dat zijn natuurlijk lang niet alle ervaringen van de bewoners. Niet alles wordt bij de politie aangegeven, zoals bijvoorbeeld: scheldpartijen, burenruzies en bedreigingen.

2. En daarmee wordt de subjectieve veiligheid gevoed. Dat is het gevoel van veiligheid dat bewoners van de buurt hebben. Dat gevoel van 2 wijkt in sommige wijken of buurten nog wel eens af van de feiten van 1. Dat gaat dan dus niet om de controleerbare werkelijkheid, maar om het gevoel over de werkelijkheid. Sommige mensen met tamelijk racistische vooroordelen voelen zich bijvoorbeeld al onveilig bij het zien van een medebewoner die qua uiterlijk uit een ander land lijkt te komen dan zijzelf. Tja, inderdaad, nogal zielig. Maar ook leeftijd speelt een rol voor het gevoel. Ouderen blijken banger op straat te zijn dan jongeren. Ook dat zijn subjectieve gevoelens.


Het gevoel van onveiligheid wil de gemeente soms tegengaan door de toegankelijkheid van een wijk of buurt te verbeteren. Dat doet men dan door:

  1. Goed onderhoud en reiniging van straten en parken, de openbare ruimte dus, en van huizen. Dat heet verloedering en verwaarlozing tegengaan.
  2. Overzichtelijkheid. Een behoorlijke inrichting en goede verlichting kunnen dan helpen. Leegstand van huizen moet voorkomen worden.
  3. Toezicht. Security, heet dat nu. Dit is zorgen dat er meer cameratoezicht en meer politiepatrouille komt, of van veiligheidsdiensten. Vooral bij verlaten gebieden en wegen.
  4. Tenslotte hangt de leefbaarheid en dat gevoel van sociale veiligheid samen met sociale cohesie. Dus dat mensen meer op elkaar betrokken raken en met elkaar omgaan. De gemeente moet dus proberen voorzieningen daarvoor te scheppen. Het creëren van buurtvoorzieningen of wijkvoorzieningen. Parkjes met speelplaatsen, hangplekken, openbare sportaccommodaties, ouderensociëteiten, en zo voort. Kortom: er is veel te doen.


Stadsvernieuwing

Ook actieve stadsvernieuwing zal de leefbaarheid kunnen bevorderen. Verpaupering tegengaan door sloop van oude woningen en door betaalbare kwalitatieve nieuwbouw. Dit is wat men herstructurering noemt. Dit heeft vaak geleid tot het vervangen van oude huurwoningen door nieuwe koopwoningen, plus het verbeteren van de openbare ruimte. Maar daardoor worden inwoners met lage inkomens juist uit de buurt of wijk gedreven naar andere pauperbuurten. Van sociale cohesie met de nieuwkomers was juist geen sprake. Gentrificatie heet dat.


Als herstructurering leidt tot een onnatuurlijke ingreep in de bevolkingssamenstelling, gaat de leefbaarheid ten koste van de armsten. Zo komt er dan door die herstructurering deze gentrificatie opgang, ofwel: wijken die dicht bij het centrum liggen, raken met nieuwbouw of renovatie bevolkt door bewoners uit de midden- en hogere sociale klassen. Alles wordt duurder. De armere bewoners zullen dan moeten wegtrekken uit hun wijk of buurt. 


Tot zover deze exclusieve Digistudies Video over leefbaarheid in buurt en wijk in de grote stad.