Bedrijfseconomie

3. Intro balans en btw

Gegeven door:
Carlitos Kramer
Beschrijving Begrippen Examenvragen

In deze video gaan we het hebben over de balans en waar deze uit bestaat. Vervolgens gaan we het ook hebben over eigen vermogen, liquide middelen en BTW.

Debetzijde

Alle bezittingen van een bedrijf. Dit wordt ook wel passiva genoemd

Creditzijde

Alle de bezittingen van een bedrijf gefinancieerd zijn. Dit wordt ook wel de activa genoemd.

Liquide middelen

De som van contant geld van een onderneming

Voorraadgrootheden

Een momentopname van je voorraad dus

Stroomgrootheden

Grootheden die je meet over een bepaalde periode

Eigen vermogen

Het bedrag dat de eigenaren nog van het bedrijf krijgen

Debiteuren

Nog te betalen rekeningen van consumenten

Crediteuren

Nog te betalen rekeningen aan consumenten

Bij de kassa klinkt vaak de vraag: "Zegeltjes erbij?" Er wordt hierbij geduid op spaarzegels. Veel grote supermarktketens in Nederland maken gebruik van spaarzegels. Iedere supermarkt heeft een vergelijkbaar systeem.


Op de website van supermarktketen PLUS staat:


PLUSpunten


Het meest winstgevende spaarsysteem van Nederland! Wist je dat PLUSpunten het meest winstgevende spaarsysteem van Nederland is?

Bij PLUS supermarkt werkt het systeem van spaarzegels als volgt:

− Bij iedere hele euro die je besteedt in de supermarkt, kan je een spaarzegel kopen voor € 0,02.

− De zegels spaar je in een boekje of in een app van PLUS. Bij 200 spaarzegels kan je het boekje inleveren of via de PLUS app incasseren en krijg je € 6 uitbetaald.

− Uitsluitend volle boekjes kunnen worden ingeleverd of via de app worden geïncasseerd.


Het kopen van de spaarzegels zelf door de klanten heeft gevolgen voor de balans van PLUS. Het kort vreemd vermogen neemt toe.


Welke gevolgen heeft het kopen van de spaarzegels door klanten voor de liquide middelen en het eigen vermogen van PLUS? Kies uit:


  • De liquide middelen nemen toe, het eigen vermogen neemt toe.
  • De liquide middelen nemen toe, het eigen vermogen neemt af.
  • De liquide middelen nemen af, het eigen vermogen neemt toe.
  • De liquide middelen nemen toe, het eigen vermogen blijft gelijk.


E1. Vastleggen van financiële en niet-financiële informatie

E2: Kosten- en winstvraagstukken