Biologie

7. Assimilatie en dissimilatie

Gegeven door:
Lucas Mensink
Beschrijving Begrippen Examenvragen

In deze video met uitleg voor biologie bespreken we assimilatie en dissimilatie. We hebben de video opgesplitst in de volgende onderwerpen: het verschil tussen autotrofe en heterotrofe organismen, wat assimilatie en dissimilatie betekent, hoe de aerobe dissimilatie van glucose energie oplevert en we sluiten af met een stuk over anaerobe dissimilatie. Je kunt deze kennisclip goed gebruiken als onderdeel van je examentraining, of natuurlijk om te leren voor andere toetsen!

Autotrofe organismen

organismen die zelf zelf organische stoffen kunnen maken uit anorganische stoffen

Heterotrofe organismen

organismen die niet zelf organische stoffen kunnen maken uit anorganische stoffen. Ze hebben hier organische stoffen voor nodig die gemaakt zijn door andere organismen

Stofwisseling

Alle biochemische processen samen. Een ander woord voor stofwisseling is metabolisme

Assimilatie

Proces waarbij organische moleculen worden gevormd uit kleinere moleculen. Met assimilatie wordt dus de opbouw van organische stoffen in een organisme bedoeld

Dissimilatie

Het afbreken van organische moleculen. Daarbij komt energie vrij

Verbranding

Dissmilatie waar zuurstof voor nodig is

Energieomzetting

Proces waarbij energie omgaat in een andere vorm

Kinetische energie

De energie die een object krijgt doordat het in beweging gezet is

Lichtenergie

Energie uit zonlicht

Chemische energie

Energie opgeslagen in een stof zoals ATP

ATP

Een stof die energie op kan slaan, die energie kan eruit gehaald worden wanneer dat nodig is

ADP

Als de energie uit ATP gehaald is, wordt het ADP. Andersom kan met energie ADP worden omgezet in ATP

Anaerobe dissimilatie

Dissimilatie waar geen zuurstof voor nodig is

Bernhard maakt wijn van de geoogste druiven. Nadat hij de druiven geperst heeft, voegt hij gist toe aan het

druivensap. De flessen met het mengsel van druivensap en gist sluit hij af met een waterslot. Hij zet de flessen op een donkere plaats bij een temperatuur van ongeveer 20 °C. Door gisting ontstaat dan wijn. Die gisting is nogal rumoerig: het borrelt alsof het een werkende vulkaan is. Het waterslot laat het gevormde CO2 ontsnappen en houdt

ongewenste micro-organismen buiten de fles.


Bij welk proces ontstaat de grote hoeveelheid CO2 tijdens de wijnbereiding?

A. bij aerobe dissimilatie door de gistcellen

B. bij aerobe dissimilatie door de druivencellen

C. bij anaerobe dissimilatie door de gistcellen

D. bij anaerobe dissimilatie door de druivencellen

A1: Stofwisseling van de cel

A2: Stofwisseling van het organisme

A3: Zelfregulatie van het organisme

A4: Afweer van het organisme

A5: Waarneming door het organisme

A6: Regulatie van ecosystemen