Biologie

12. Gaswisseling

Gegeven door:
Magali de Rooy
Beschrijving Begrippen

We hebben het weer over ademhaling, maar nu gaan we wat dieper in op waarom we nou eigenlijk ademhalen, en wat er in de longen gebeurt terwijl je ademhaalt. Je kunt deze uitleg gebruiken om je voor te bereiden op het biologie examen, maar ook voor toetsen of SE's in de bovenbouw van de havo!

Assimilatie

De opbouw van organische moleculen uit kleinere moleculen (van anorganische stoffen of van andere organische stoffen). Het doel is de vorming van organische stoffen waaruit het organisme bestaat.

Diffusie

De verspreiding van moleculen van hoge concentratie naar lage concentratie

Dissimilatie

De afbraak van organische moleculen tot kleinere moleculen wat het doel heeft om energie vrijmaken.

Hemoglobine

De kleurstof in rode bloedcellen, die zuurstof en koolstofdioxide bindt en daardoor voor het transport van deze stoffen zorgt.

Hemolyse

Het uiteenvallen van de rode bloedcellen (door een te lage osmotische waarde van het bloed of door het samenklonteren met antistoffen).

Gevoelszenuwcellen

Geleiden impulsen van zintuigcellen naar het centrale zenuwstelsel

Voortgezette assimilatie

De omzetting van producten van de koolstofassimilatie in andere organische stoffen (bijv. fotosynthese)

Leukocyt

Witte bloedcel (er zijn verschillende type witte bloedcellen).

Lymfocyt

Bepaald type witte bloedcellen. Lymfocyten hebben een grote kern. (Er zijn diverse soorten lymfocyten).

O1: Stofwisseling van het organisme

O2: Zelfregulatie van het organisme

O3: Afweer van het organisme

Gaswisseling

Het hele idee van ademhalen is dat er gaswisseling plaatsvindt in de ademhalingsorganen, dus bij mensen de longen. We hebben als mensen zuurstof (O2) nodig om ons lichaam goed te laten werken, en moeten koolstofdioxide (CO2) weer kwijt. Het uitwisselen van O2 en CO2 tussen de lucht en het bloed is wat je gaswisseling noemt. Gaswisseling vindt vooral plaats in de longblaasjes van de longen, die zorgen dat het proces van gaswisseling zo efficiënt mogelijk gebeurt.

 

Wet van Flick

In de longen geeft ingeademde lucht zijn zuurstof af aan het bloed dat langs stroomt. Dit gebeurt via diffusie. Andersom diffundeert koolstofdioxide vanuit het bloed het longblaasje in, en dit kan vervolgens weer worden uitgeademd. Er is een wet die beschrijft hoe diffusie in gassen en vloeistoffen werkt: dit is de wet van Fick.

 

Maar hoe worden zuurstof en koolstofdioxide eigenlijk in het bloed vervoerd? Als het wordt in- en uitgeademd zijn het gassen, maar het transport in het bloed gaat op een andere manier. In ons bloed zitten rode bloedcellen, en in rode bloedcellen zit hemoglobine. Hemoglobine is een eiwit dat zuurstof aan zich kan binden, en zo zuurstof kan transporteren door het bloed. Hemoglobine kan ook koolstofdioxide aan zich binden, in de vorm van bicarbonaat.

 

Bohr effect

Een belangrijk effect in bloed is het Bohr effect. Het Bohr effect zorgt ervoor dat wanneer de koolstofdioxide-concentratie in het bloed toeneemt en de pH afneemt, de affiniteit van hemoglobine voor zuurstof afneemt. Het bindt zuurstof in mindere mate. Dat betekent dat er meer zuurstof in de weefsels wordt afgegeven.


De bufferfunctie van bloed

Bloed heeft ook een scheikundige bufferfunctie; doordat de buffer bicarbonaat het zure koolstofdioxide kan binden en loslaten, reguleert het hiermee de pH van het bloed in ons lichaam. Een ander belangrijk eiwit is myoglobine; dit lijkt op hemoglobine en kan ook zuurstof binden (zelfs nog meer dan hemoglobine), maar bevindt zich in spierweefsel.

 

Longventilatie

Door te ademen ververs je de lucht in je longen steeds. Dit is wat we ademen of longventilatie noemen. Bij een inademing neemt het zuurstofgehalte in je longen toe, en bij een uitademing neemt het koolstofdioxidegehalte in je longen af. Een hoog koolstofdioxidegehalte in je bloed geeft een ademprikkel af vanuit de hersenstam; als je sneller gaat ademen blaas je dit overtollige koolstofdioxide letterlijk uit, en is het lichaam weer meer in balans. Dit koolstofdioxidegehalte wordt gemeten door bepaalde zintuigcellen in sommige grote slagaders.


Gaswisseling bij planten

Planten doen ook aan gaswisseling; hierbij gebruikt een plant echter niet alle zuurstof die wordt opgewekt tijdens fotosynthese. Een deel daarvan wordt gebruikt tijdens dissimilatie. Bekijk voor het volledige beeld ook onze video’s over assimilatie en dissimilatie, waarin ook fotosynthese wordt besproken.