Biologie

1. Dynamiek en evenwicht binnen een ecosystemen

Gegeven door:
Magali de Rooy
Beschrijving Begrippen

Deze samenvatting voor biologie gaat over de dynamiek en het evenwicht binnen een ecosysteem. Welke factoren hebben bijvoorbeeld invloed op een ecosysteem en hoe wordt de kwaliteit van een ecosysteem bepaald? Dat en meer kom je te weten door de video te bekijken of de samenvatting te lezen.

Accumulatie

Ophoping die vaak wordt gebruikt voor een schadelijke stof in voedselketens

Biomassa

Totale hoeveelheid energierijk materiaal in een organisme (meestal het drooggewicht)

Ammonificatie

Omzetten van een organische stikstofverbinding in onder andere ammoniumionen

Reducenten

Breken organische stoffen af tot anorganische stoffen (bacteriën en schimmels)

Trofische niveau

Elke schakel van een voedselpiramide

Producent

Organisme dat organische stoffen uitsluitend uit anorganische stoffen produceert met behulp van energie uit de levenloze natuur (planten of autotrofe bacteriën)

Predatie

Dieren doden en als voedsel gebruiken

Populatie

Groep individuen in een bepaald gebied van dezelfde soort die zich onderling voortplanten

Koolstofkringloop

Cyclische reeks van processen die koolstofatomen in en buiten organismen doorlopen

Voedselweb

Het geheel van voedselrelaties binnen een leefgemeenschap.

Ecosysteem

Begrensd gebied met bepaalde eigenschappen waarbinnen de abiotische en biotische factoren een eenheid vormen.

Pionierecosysteem

Ecosysteem dat als eerste ontstaat in een gebied waar geen of vrijwel geen leven was.

Populatiedichtheid

Het gemiddeld aantal individuen per oppervlakte-eenheid.

Successie

Verandering in de soortensamenstelling van een levensgemeenschap in de loop van de tijd zodat deze geleidelijk overgaat in een andere.

Climaxstadium

Laatste stadium na successie, waarbij abiotische factoren en soortensamenstelling min of meer constant zijn. De populaties zijn in evenwicht, de diversiteit is hoog en het ecosysteem is stabiel.

Biodiversiteit

Het aantal soorten planten en dieren dat in een bepaald gebied voorkomt.

P1: Regulatie van ecosystemen

P2: Interactie in ecosystemen

P3: Soortvorming

Wat is een ecosysteem?

Een ecosysteem is het geheel van alle organismen in een bepaald gebied, en ook hun onderlinge wisselwerkingen, en hun leefomgeving. Voorbeelden van een aantal ecosystemen zijn: bos, de steppe, een sloot, een veld met heide. Ook een heel continent, of zelfs de hele aarde is een ecosysteem. Het is moeilijk aan te geven waar een ecosysteem ophoudt en de volgende begint, maar er zijn wel twee componenten waaruit ieder ecosysteem bestaat:

 

1.    Biotische factoren: alle levende organismen in een ecosysteem. Planten, dieren, maar ook schimmels en bacteriën vallen hieronder;

2.    Abiotische factoren: Dit is meer ‘de leefomgeving’; levenloze, externe factoren. Dit zijn bijvoorbeeld het klimaat, de bodem, water, lucht, licht en wind. De elementen van de natuur.


Biotische en abiotische factoren

De abiotische factoren (de leefomgeving, dingen als temperatuur, het weer, voedingsstoffen, etc.) bepalen voor een deel de biotische factoren van een ecosysteem. Met andere woorden: de omgeving bepaalt wat er kan leven. Vaak is het zo dat organismen in een bepaald ecosysteem zich ook hebben aangepast aan de factoren in dit ecosysteem. Voorbeelden hiervan zijn vetplanten. Deze groeien oorspronkelijk in droge gebieden, en dus hebben ze dikkere en kleinere bladeren, om minder vocht te verliezen en makkelijker vocht te kunnen vasthouden.

 

Andersom is het ook zo dat organismen soms invloed kunnen hebben op de abiotische factoren. Organismen kunnen bijvoorbeeld de structuur van de bodem veranderen. Mensen zijn hier een extreem voorbeeld van; we kappen bomen, stoten koolstofdioxide uit, verrichten intensieve akkerbouw, et cetera.


Kwaliteit van een ecosysteem

De kwaliteit van een ecosysteem wordt bepaald door een aantal factoren: de biodiversiteit, de activiteit, de energiestromen en de stressgevoeligheid.

 

Biodiversiteit is de variatie van biologische soorten in een ecosysteem. Een ‘genenpool’ is de verzameling van alle genen van één populatie of één soort in een ecosysteem. Een organisme dat in een gebied woont, maar daar oorspronkelijk niet vandaan komt, heet een exoot. Hier komt de term ‘exotisch’ ook vandaan.

 

Wanneer er één factor verandert in een ecosysteem, kan dit gevolgen hebben voor het hele ecosysteem; alles staat immers met elkaar in verbinding. Zoals net al besproken, is een goed voorbeeld hiervan dingen die de mens verandert in de natuur. Als we bomen kappen in een bos, zal dit invloed hebben op van alles; de andere bomen, de bodem, de lichtinval, de vogels die in de bomen wonen, et cetera. Uiteindelijk is het zo dat er in een ecosysteem altijd een nieuw evenwicht zal ontstaan. Het altijd opnieuw zoeken en vinden van een evenwicht noem je dynamisch evenwicht.

 

Successie

Bij het vinden van zo’n dynamisch evenwicht zullen natuurlijk wel dingen veranderen. Wanneer de samenstelling van soorten in een gebied verandert met de tijd, noem je dat successie. Successie gaat als volgt: bepaalde organismen koloniseren een nieuw gebied, passen het gebied aan, en worden op een gegeven moment verdreven door nieuwe soorten.

 

De eerste organismen die in een simpel ecosysteem gaan leven noem je de pioniersoorten. Daarna wordt een ecosysteem steeds complexer. Zo’n simpel ecosysteem met de eerste tekenen van leven noem je een pioniersecosysteem. Het laatste stadium na successie wordt een climaxecosysteem genoemd. Hierbij zijn de biodiversiteit en abiotische factoren min of meer ‘uitontwikkeld’, en dus constant.

 

Gradiëntecosysteem

Een ander type ecosysteem is een gradiëntecosysteem. Dit is wanneer er sprake is van overgangen in milieufactoren - bijvoorbeeld klimaatverandering -, waarbij er een geleidelijke overgang in soortsamenstelling optreedt. Een indicatorsoort is een soort die je kunt gebruiken om bepaalde milieukenmerken te karakteriseren; als déze soort hier woont, is er zeker sprake van dit milieukenmerk; als déze plant hier groeit, is er zeker sprake van een hoge luchtvochtigheid, bijvoorbeeld.