Deze samenvatting voor biologie gaat over dynamiek en evenwichten binnen leefgemeenschappen. We beginnen met het uitleggen van de begrippen ‘leefgemeenschap’ en ‘populatie’. Daarna leer je hoe populaties kunnen groeien of krimpen, en hoe dit in evenwicht wordt gehouden. Vervolgens zullen we nog iets vertellen over soorten, en hun ‘habitat’ en ‘niche’. Tot slot leggen we nog uit wat er gebeurt als een populatie te groot wordt voor het ecosysteem waarin ze leven.
2. Leefgemeenschappen en populaties

Ophoping die vaak wordt gebruikt voor een schadelijke stof in voedselketens
Totale hoeveelheid energierijk materiaal in een organisme (meestal het drooggewicht)
De grootte van elke populatie in een ecosysteem schommelt om een bepaalde waarde
De anorganische stof NH4+
Omzetten van een organische stikstofverbinding in onder andere ammoniumionen
Een anorganische verbinding van stikstof en waterstof (molecuulformule NH3)
Stikstofbindende bacterie in de wortelknolletjes van vooral vlinderbloemige planten
Cyclische reeks van processen die koolstofatomen in en buiten organismen doorlopen
Dit bestaat vooral uit stikstofhoudende mineralen en fosfaat
Breken organische stoffen af tot anorganische stoffen (bacteriën en schimmels)
De verhoogde concentraties aan broeikasgassen in de atmosfeer versterken het natuurlijke broeikaseffect en leiden bijgevolg tot een verhoging van de gemiddelde aardtemperatuur én dus tot een globale klimaatverandering
Regenwater (met mineralen) spoelt snel weg naar diepere aardlagen
Elke schakel van een voedselpiramide
Langdurige samenleving van individuen van verschillende soorten. Er bestaan drie typen symbiose: mutualisme, commensalisme en parasitisme
Verandering in de soortensamenstelling van een levensgemeenschap in de loop van de tijd zodat deze geleidelijk overgaat in een andere
Het binden van stikstof
Zetten gasvormig stikstof om in ammoniak
Uit nitraationen en glucose worden stikstofhoudende organische verbindingen opgebouwd zoals eiwitten
Bacterie die eiwitten van dode organismen en de afbraakproducten van eiwitten omzetten in ammoniak en waterstofdisulfide
Organisme dat organische stoffen uitsluitend uit anorganische stoffen produceert met behulp van energie uit de levenloze natuur (planten of autotrofe bacteriën)
Dit is alle biomassa waarmee weefsels kunnen worden opgebouwd in autotrofe organismen (per tijdseenheid door producenten gevormde (meetbare) biomassa na aftrek van de door dissimilatie verbruikte organische stof)
Dieren doden en als voedsel gebruiken
Het gemiddeld aantal individuen per oppervlakte-eenheid
Groep individuen in een bepaald gebied van dezelfde soort die zich onderling voortplanten
Ecosysteem dat als eerste ontstaat in een gebied waar geen of vrijwel geen leven was
Stof die niet of nauwelijks kan worden omgezet op natuurlijke wijze
Zetten ammoniak en ammoniumionen om in nitrietionen (NO2-)
De anorganische stof NO2-
Zetten nitrietionen (NO2-) om in nitraationen (NO3-)
De anorganische stof NO3-
Gassen die door hun aardopwarmingsvermogen in de atmosfeer bijdragen aan het verhogen en in stand houden van de evenwichtstemperatuur van de Aarde (= broeikaseffect)
Alle energie die in een ecosysteem door producenten wordt vastgelegd in biomassa (in organische stoffen)
De maximale grootte van een populatie die een ecosysteem kan dragen OF de maximale beïnvloeding van een ecosysteem door invloeden van buitenaf waarbij een ecosysteem zich nog kan handhaven.
Begrensd gebied met bepaalde eigenschappen waarbinnen de abiotische en biotische factoren een eenheid vormen.
Sterke toename van de hoeveelheid mineralen (o.a. fosfaat en nitraat) in oppervlaktewater, waardoor voedselrijk water ontstaat.
Woonplaats van een organisme.
Voor een optimale productie van enzymen door gist moeten de ideale abiotische omstandigheden worden gecreëerd in de bioreactor.
Noteer twee abiotische factoren die moeten worden ingesteld.
Voorbeelden van juiste abiotische factoren:
- temperatuur
- pH
- zuurstofconcentratie
- zoutconcentratie
- water