Economie

4. Producentengedrag duopolie

Gegeven door:
Henk de Beuker
Beschrijving Begrippen

In deze video bespreken we de keuzes van een partij uit een duopolie, dus een marktsituatie waarbij er twee partijen zijn. Aan de hand van een grafische weergave bekijken we waar de evenwichtsprijs ligt en wanneer een partij reden heeft om zijn prijs aan te passen.

A2: Marktaanbod

A3: Marktmechanisme

A4: Marktstructuur

A5: Kostenstructuur en opbrengsten

A6: Consumentengedrag

A7: Producentengedrag

ThumbnailPlay
ThumbnailPlay
ThumbnailPlay
ThumbnailPlay
A8: Marktfalen, overheidsingrijpen en welvaart

A9. Arbeidsmarkt

Samenvatting voor economie - Duopolie


Wat is een duopolie?

Bij een monopolie is er één partij in de markt. Het kan ook zijn dat er maar een paar partijen zijn, dan spreken we van een oligopolie. Als er twee partijen zijn, dan spreken we van een duopolie. Daar gaan we het nu verder over hebben. Er zijn dus twee partijen in de markt, en we gaan kijken naar de keuzes voor één van die twee partijen. Let op: je zult dit deel van de uitleg beter begrijpen wanneer je de video hierboven bekijkt! 


Voorbeeld duopolie

De visuele uitleg van de volgende tekst zie je in de video. De gemiddelde opbrengstenlijn voor de partij uit de duopolie ziet er een beetje gek uit, er zit een namelijk een knik in. Deze knik zit bij de huidige prijs p* en bijbehorende Q*; dit is dus de uitgangssituatie. Hou goed in gedachte dat er maar één andere partij is, dus we zijn met z’n tweeën. 


Prijs verhogen

Stel we verhogen onze prijs nu naar p1. De andere partij houdt dan zijn prijs gelijk, want hij is dan goedkoper, en mensen zullen meer bij hem kopen. Je ziet dat een kleine prijsverhoging naar p1 zorgt voor veel minder afzet Q1. Onze omzet zal dus dalen, want we krijgen een klein beetje meer geld per product, maar verkopen veel minder producten. 


Prijs verlagen

Maar stel nou dat we onze prijs juist verlagen naar P2. Nu zal onze concurrent wél meebewegen, aangezien wij anders goedkoper zijn en heel veel klanten naar ons toe trekken. Je ziet dat de lijn hier vrij steil is, waardoor, bij een flinke verlaging van p, we maar een klein beetje extra Q krijgen. De omzet zal hier dus weer dalen, aangezien de prijs veel meer naar beneden gaat dan dat de afzet Q omhoog gaat. We hebben hier dus geen reden om af te wijken van p*. 


We kunnen dit ook zien als we naar de marginale kosten en marginale opbrengsten kijken. Ook de marginale opbrengstenlijn ziet er gek uit. Deze daalt namelijk, net zoals bij een monopolie, twee keer zo hard als de GO lijn. Dat zien we ook gebeuren tot Q*. Als we de MO en GO lijn dus helemaal zouden doortrekken, dan zou de MO eindigen op de helft van GO lijn op de horizontale as. 


Bij Q* gaat het dan een stuk recht naar beneden. Dit geeft aan dat als we één stapje naar rechts zouden gaan, dus de prijs een beetje zouden verlagen, onze marginale opbrengst in één keer een heel stuk lager zal zijn. Dit komt dus doordat we al onze producten ineens voor minder verkopen, terwijl we helemaal niet heel veel meer gaan verkopen. Deze verandering, dus dat stapje naar rechts, is niet gunstig. Vanaf een bepaald punt gaat de MO lijn dan weer verder met twee keer zo hard dalen als de GO lijn. 


Maximale winst bepalen

De maximale winst bepalen we, zoals altijd, door MO = MK te doen. We kunnen dus ook zien dat de MK lijn zeer waarschijnlijk door het verticale deel van de MO lijn loopt, en de maximale winst dus zeer waarschijnlijk zit bij p* en Q*. Een andere p of Q voor de maximale winst zou alleen gebeuren als we extreem hoge of lage marginale kosten zouden hebben, dus als de MK lijn heel steil of vlak loopt.