Economie

2. Het belastingstelsel en belastingtarieven

Gegeven door:
Richard Mozes
Beschrijving Begrippen
In deze economie video gaan we het hebben over belastingstelsels en belastingtarieven. Daarbij zullen begrippen zoals het besteedbare inkomen, een progressief of degressief belastingstelsel, aftrekposten en nog veel meer aan bod komen!
Progressief beslastingstelsel

Progressieve inkomstenbelasting is een vorm van inkomstenbelasting waarbij het gemiddelde belastingtarief hoger wordt naarmate het inkomen stijgt. Hoe hoger het inkomen, hoe hoger procentueel de belasting.

Degressief belastingstelsel

Bij een degressief belastingstelsel betaal je procentueel minder belasting als je meer verdient. Iemand met een hoger inkomen betaalt zo gemiddeld minder belasting dan iemand met een lager inkomen. Zo'n systeem zorgt voor meer ongelijkheid: er is sprake van denivellering van de inkomens.

Proportioneel belastingstelsel

De vlaktaks of proportionele belasting is een vorm van inkomstenbelasting waarbij ieder inkomen met hetzelfde percentage wordt belast. Dus, iedereen betaalt procentueel evenveel belasting.

Nivellering

Nivellering is het proces waarbij men in een bepaald opzicht een gelijk(er) niveau probeert te bereiken. Meer specifiek bedoelt men vaak het gelijktrekken van de inkomens door ingrijpen van de overheid.

Primaire inkomen

Dit is het geld dat verdient wordt met het ter beschikking stellen van productiefactoren.

Belastbaar inkomen

Het deel van het primaire inkomen waarover je belasting moet betalen.

Secundaire inkomen

Het primaire inkomen min belastingen, premies, heffingskortingen en andere aftrekposten.

Besteedbare inkomen

Dat wat je overhoudt om te besteden.

Heffingskortingen

Een heffingskorting is een korting op de inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen.

Belastingvrije voet

Je betaalt over een zeker bedrag aan inkomen geen belasting.

Boxenstelsel

Dit is een belastingsysteem waarin de fiscus het inkomen opsplitst in drie boxen: inkomen uit werk en woning, inkomen uit aanmerkelijk belang en inkomen uit sparen en beleggen.

E1: Macro economische kringloop, nationaal inkomen en welvaart

E2: Economische groei

E3: Ongelijkheid en herverdeling

E4. Arbeidsmarkt en werkloosheid