Economie

6. Inflatie

Gegeven door:
Henk de Beuker
Beschrijving Begrippen Examenvragen

In deze video wordt besproken hoe wordt bepaald wat je werkelijk kan kopen als de prijzen stijgen. Er wordt uitgelegd dat dit samenhangt met de consumentenprijsindex, inflatie en deflatie.

Nominale waarde

De waarde die vermeld staat op een munt of je bankrekening

Reële waarde

De waarde van geld gecorrigieerd voor inflatie

Koopkracht

Hoeveel een huishouden gemiddeld kan kopen

Consumentenprijsindex

Laat de prijsveranderingen zien van goederen en diensten die consumenten kopen

Inflatie

Algemene stijging van de prijzen van goederen en diensten

Deflatie

Algemene daling van de prijzen van goederen en diensten

Algemeen prijspeil

De ontwikkeling van het gewogen gemiddelde van de prijzen in een land

Uit een krant, december 2016:

‘Stille’ prijsopdrijvingen Een reep chocolade die in gewicht is verlaagd van 225 naar 200 gram, maar nog steeds € 3,49 kost; toiletpapierrollen die 14% minder vellen tellen dan vroeger, maar nog steeds even duur zijn; koffiepads die 0,5 gram minder koffie bevatten, maar waarvoor de consument nog steeds evenveel betaalt. Economen hebben er een naam voor: krimpflatie, een samentrekking van krimp en inflatie. Door de omvang of het gewicht van een product te verlagen, kunnen producenten voorkomen dat zij de prijzen van hun product moeten verhogen vanwege bijvoorbeeld een stijging van de grondstofkosten. Maar, het kan ook een manier zijn om meer winst te maken. De krimpflatie werd ook dit jaar niet meegenomen in het standaardmandje van producten dat het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) gebruikt om de consumentenprijsindex (CPI) te bepalen. Woordvoerder Jaap Knoop van het CBS: “De consument is de dupe, want krimpflatie zorgt voor een daling van de koopkracht.”


Geef aan op welke manier krimpflatie zorgt voor een daling van de koopkracht.

F1: Conjuncturele verschijnselen