Présent = Tegenwoordige Tijd
Speelt zich af in het NU:
- Ik loop
- Ik woon
- Jij zit
- Hij praat
- Wij doen
Persoonlijke voornaamwoorden
Je Ik
Tu Jij
Il/Elle/On Hij/zij/men
Nous Wij
Vous Jullie/u
Ils/Elles Zij
Regelmatige werkwoorden (Binnen één werkwoord heb je altijd dezelfde stam!)
- Eindigen op -ER (habiter, parler)
- Eindigen op -IR (finir)
- Eindigen op -RE (vendre)
Habiter = wonen
Stam? -ER weglaten!
Stam = habit
Je E
Tu Es
Il/Elle/On E
Nous Ons
Vous Ez
Ils/Elles Ent
J’habite Ik woon
Tu habites Jij woont
Il/Elle/On habite Hij/zij/men woont
Nous habitons Wij wonen
Vous habitez Jullie wonen
Ils/Elles habitent Zij wonen
Finir = beëindigen
Stam? -IR weglaten!
Stam = Fin
Je Is
Tu Is
Il/elle/on It
Nous Issons
Vous Issez
Ils/elles issent
Je finis Ik beëindig
Tu finis Jij beëindigt
Il/elle/on finit Hij/zij/men beëindigt
Nous finissons Wij beëindigen
Vous finissez Jullie beëindigen
Ils/elles finissent Zij beëindigen
Vendre = verkopen
Stam? -RE weglaten!
Stam= Vend
Je S
Tu S
Il/elle/on
Nous Ons
Vous Ez
Ils/elles Ent
Je vends Ik verkoop
Tu vends Jij verkoopt
Il/elle/on vend Hij/zij/men verkoopt
Nous vendons Wij verkopen
Vous vendez Jullie verkopen
Ils/elles vendent Zij verkopen
Wil je weten hoe je de présent van de onregelmatige werkwoorden être, avoir, alles en faire moet vervoegen? Kijk dan de volgende video!