Geschiedenis

3. Wetenschappelijk denken en het Romeinse Rijk (Kenmerk 4 & 5 & 6)

Gegeven door:
Rick Ouwehand
Beschrijving Begrippen

Dit is de eerste uitlegpagina over het tweede tijdvak. We bespreken deze keer het begin van het wetenschappelijk denken, het denken over burgerschap en de politiek in de Griekse stadsstaat. Ook geven we je uitleg over het Romeinse rijk. Let op: voor havisten zijn tijdvak 1 tot en met 4 alleen relevant voor SE’s; je hoeft dit niet te leren voor het eindexamen!

Burgerschap

De manier waarop burgers deel hebben in en deelnemen aan de samenleving. Dit heeft een politieke, sociale, culturele en economische dimensie.

Democratie

Een staatsvorm waarbij het volk regeert. Het volk regeert door middel van een volksvertegenwoordiging/parlement.

Directe democratie

Een regeringsvorm waarbij burgers zelf direct wetsvoorstellen kunnen indienden en hierover kunnen stemmen.

Diplomatie

Het kunnen voeren van een overleg tussen twee groepen om daarmee een bepaald doel te kunnen bereiken.

Ketters

Mensen die het niet eens zijn met de algemene geloofsleer.

Batavia

De hoofdvestiging van de Verenigde Oost-Indische Compagnie in Azië, het huidige Jakarta.

Monotheïsme

Een religie waarbij men in één god gelooft. Dit is het tegenovergestelde van polytheïsme.

Polytheïstisme

Een religie waarbij men in meerdere goden gelooft. Dit is het tegenovergestelde van monotheïsme.

Tenach

Het heilige boek, de ‘bijbel’, van het jodendom.

A.1 Jagers en Verzamelaars

A.10 Tijd van televisie en computers

A.2 Grieken en Romeinen

A.3 Christendom en Islam

A.4 Steden en Staten

A.5 Ontdekkers en Hervormers

A.6 Regenten en Vorsten

A.7 Pruiken en Revoluties

A.8 Burgers en Stoommachines

A.9 Tijd van wereldoorlogen

De Griekse stadsstaat

Rond 500 v.C. was Athene een stadstaat; dit noemen we een ‘polis'. Deze bestond uit de stadskern en het omringende platteland. Dit wordt ook wel een landbouw-stedelijke samenleving of agrarisch-urbane samenleving genoemd. In Griekenland had elke polis een eigen bestuur, een eigen manier van besturen, een eigen munt en een eigen leger. Als je officieel burger was in Athene, dan had je zeggenschap over het bestuur van de stad. Dit betekende niet dat iedereen mee mocht beslissen. Alleen de mannen waarvan beide ouders uit Athene kwamen, en die ouder waren dan 30, hadden dit recht. Dus geen vrouwen, slaven of vreemdelingen. Deze manier van besturen in Athene is de eerste democratie. Democratie betekent letterlijk ‘regering voor het volk’.


Directe democratie

De democratie in Athene was een directe democratie; dit betekent dat je direct mocht zeggen of je het met het beleid eens bent of niet. Hierdoor kon niemand teveel macht krijgen. Vanuit de volksvergadering, in het Grieks ‘Ekklesia’, werden de belangrijkste besluiten dan genomen en werden wetten opgesteld. Als je stemgerechtigd was, kreeg je geld om de volksvergadering bij te wonen. Zo konden ook de armere burgers, die anders zouden werken, de vergadering bijwonen. Doordat ook deze groep mocht meebeslissen, was er een grote controle vanuit alle lagen van de samenleving op het bestuur.


Niet iedereen was fan van deze vorm van regeren. Zo was de mening van Socrates en Plato, twee grote filosofen uit die tijd, dat het simpele volk niet in staat is om goede beslissingen te nemen. Ook stelden deze filosofen dat een meerderheid van stemmen iets nog niet waar of goed maakt. Zij droomden over een bestuur waarin het beleid werd gemaakt door filosofen.


Wetenschappelijk denken

Rond 600 v.C. begon er twijfel te ontstaan over mythologische en religieuze verklaringen, die werden gebruikt om natuurverschijnselen uit te leggen. Griekse onderzoekers probeerden als antwoord een algemeen theorie te gebruiken om deze te verklaren. De inzichten waar deze filosofen of wetenschappers mee kwamen, kon vaak over gespeculeerd worden. We zien de Griekse oudheid als het begin van de wetenschap. Het is echter zo dat de Griekse wetenschappers verder werkten aan kennissen die zijn opgedaan in Mesopotamië en Egypte.


De machtigste en bekendste heerser van het oude Griekenland was Alexander de Grote. Toen hij aan de macht was, verspreidde de Griekse kennis en cultuur zich over gebieden van Europa tot aan Azië en Egypte.


De verspreiding van Grieks-Romeinse cultuur over Europa

De stad Rome werd in 754 v.C. gesticht. Vanaf de vierde eeuw voor Christus begonnen de Romeinen hun grondgebied meer en meer uit te breiden. Meer dan 50 miljoen mensen woonden rond de tweede eeuw na Christus in dit rijk. Het Romeinse rijk was enorm welvarend. Door de vele veroveringen, de inkomsten en slaven die dit genereerden, werd het Imperium Romanum alleen nog maar rijker. Er werden belastingen geheven en er kwam een heel ambtenaren apparaat om alles draaiende te houden.


Om steeds grotere stukken land te veroveren maakten de Romeinen gebruik van diplomatie en het leger, die elkaar aanvulden. De diplomaten hadden als taak om bondgenootschappen te sluiten met lokale heersers. Zo kon Rome zijn macht en zeggenschap uitbreiden. Eigenlijk een beetje zoals de maffia nu. Rome beloofde bescherming, in ruil voor gehoorzaamheid en leveringen van soldaten. Werd deze deal niet geaccepteerd, dan werd, net als bij de maffia, geweld gebruikt. Het Romeinse leger was zijn tijd ver vooruit en was vaak lastig te verslaan door de meer barbaarse en ongeorganiseerde legers van andere volken. De verslagen volkeren werden aardig behandeld door de Romeinen. Zodat, hoopten zij, ze niet meer in opstand zouden komen. Sommige kregen ook het Romeins burgerrecht. Dit betekende dat zij bepaalde voorrechten en een betere bescherming kregen vanuit de hoofdstad Rome. Door deze manier van werken was het Romeinse rijk enkele eeuwen de grootste macht in Europa, Noord-Afrika en delen van West-Azië.


Magistraten

In Rome was niet een vorst de baas, maar waren er meerde mensen die over de besluitvorming gingen. Deze noemen we magistraten. Zij werkten samen in de senaat. De magistraten werden gekozen in de vergadering van burgers. Ook binnen de wetgeving hadden burgers een belangrijke rol. Daarom noemen we Rome een republiek. De echte macht lag bij de consuls. Dit waren magistraten die werden gekozen om controle te houden op de rest voor een jaar. Consul was de hoogste positie in de Republiek van Rome.


De republiek liep op zijn einde toen er een groot conflict ontstond tussen twee machtige mannen. Pompeï en Gaius Julius Caesar. De twee werkten ooit samen, maar stonden nu recht tegenover elkaar. Nadat Caesar de burgeroorlog had gewonnen, maakte hij een eind aan de republiek en werd dictator. Tussen 58 en 50 voor Christus veroverde hij heel Noord-Gallië, hetgeen nu Frankrijk en België is. Hij werd uiteindelijk vermoord door verdedigers van de Republiek in 44 v.C.


Na de dood van Caesar en de chaos die hierop volgde, bleek dat Caesar Octavianus had gekozen als zijn opvolger. Vele wilden dit voorkomen, maar de jonge Octavianus versloeg zijn tegenstanders en kroonde zichzelf Keizer Augustus. De eerste Romeinse keizer. Nadat hij tot keizer werd gekroond trok hij alle macht naar zich toe, waarna de Romeinse bevolking zich neerlegde bij de heerschappij van één man.


De Romeinen waren niet alleen hun tijd ver vooruit met politiek en hun manier van oorlogsvoering. Ook qua cultuur droegen ze de fakkel. Door heel Europa bouwden zij wegen, bruggen, forten en aquaducten, die er nu nog steeds staan. De Grieken hadden een grote invloed gehad op de manier van leven van de Romeinen. Hierdoor spreken we ook wel van de Grieks-Romeinse cultuur. Door de groei van het Romeinse rijk werd ook deze cultuur door heel Europa verspreid.


De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur

De meer ontwikkelde Romeinen spraken naast het Latijn ook het Grieks. Hierdoor kon veel van de Griekse cultuur en kennis makkelijk worden overgenomen door de Romeinen. Ondanks de verschillen spreken we toch van de Grieks Romeinse cultuur, die we de klassieke oudheid noemen. Klassiek omdat deze cultuur lange tijd een voorbeeld is geweest en nog steeds tot de verbeelding spreekt.


In het oosten van het Romeinse rijk was de invloed van de Griekse cultuur meer aanwezig dan in het westen. In het westen van het rijk was de Romeinse cultuur sterker aanwezig. Romanisering is het overnemen door andere volken van de taal en cultuur van de Romeinen. Deze Romanisering zorgde ook weer voor de eenwording van het grote Romeinse rijk.