Geschiedenis

11. Streven naar absolute macht (Kenmerk 23&24)

Gegeven door:
Rick Ouwehand
Beschrijving Begrippen

Welkom bij de uitleg over het eerste onderwerp van tijdvak 6: het streven naar absolute macht. We bespreken hier onder andere de bloei van de Nederlandse Staat in economisch en cultureel opzicht. Je kunt deze informatie gebruiken om te leren voor het geschiedenis examen, toetsen en SE’s. Voor een goede voorbereiding raden we je aan om ook de andere tijdvakken te leren!

A.5 Ontdekkers en Hervormers

A.6 Regenten en Vorsten

ThumbnailPlay
ThumbnailPlay
A.7 Pruiken en Revoluties

A.8 Burgers en Stoommachines

A.3 Christendom en Islam

A.2 Grieken en Romeinen

A.1 Jagers en Verzamelaars

A.4 Steden en Staten

A.9 Tijd van wereldoorlogen

A.10 Tijd van televisie en computers

De politiek van Lodewijk XIV

In de Republiek der Nederlanden lag de macht bij de rijke burgers of regenten. In Frankrijk was dit heel anders. Daar lag de volledige macht bij Lodewijk XIV, beter bekend als ‘de zonnekoning’. Hij was koning van Frankrijk van 1643 tot 1715 en was een absolute vorst. Dit houdt in dat hij het alleen recht had en alles zelf besloot. Hij verminderde de macht van de steden en de adel en stond zelf boven de wet. Hij stuurde afgevaardigden het land in om belasting op te halen en om de nieuwe regels duidelijk te maken. Lodewijk XIV voerde een strenge godsdienstpolitiek. Iedereen moest katholiek zijn.


Het Edict van Nantes

In het Edict van Nantes in 1598 was bepaald dat Franse calvinisten in enkele Franse steden godsdienstvrijheid hadden. Lodewijk trok het edict in en de hugenoten, een andere benaming voor de calvinisten, werden vervolgd. Hij wilde dat Frankrijk voorop liep qua kennis en richtte daarom academies op. Hierdoor had Frankrijk een leidende rol in Europa wat betreft wetenschap en kunst.


Mercantilisme

De politiek van Lodewijk XIV kostte veel geld. Hij versterkte de economie van Frankrijk met behulp van Jean Baptiste Colbert. Colbert kwam op het idee van het mercantilisme. Het idee van het mercantilisme is om de eigen economie te beschermen door veel te exporteren en weinig te importeren. Er werden wegen aangelegd en de interne toltarieven werden afgeschaft, om zo de export te versnellen. Ook werd de export van nijverheidsproducten, zoals kleding, gestimuleerd. Tegelijk werd er een hoge importbelasting ingevoerd, waardoor de voorkeur uitging naar binnenlandse producten. Deze werden hierdoor namelijk goedkoper.


Absoluut gezag en het droit devin

Een belangrijk filosoof in deze tijd was Hobbes. Volgens Hobbes had de mens een autoriteit met absoluut gezag nodig. Zonder absoluut gezag zou de mens namelijk met iedere vijand een permanente oorlog voeren, zo dacht Hobbes. Door de ideeën van de filosoof Hobbes kon Lodewijk XIV zijn manier van regeren rechtvaardigen. Zijn tweede manier van rechtvaardiging was het droit divin: het goddelijk recht. Volgens Lodewijk XIV had hij zijn macht van God verkregen. Als je tegen hem in ging, ging je tegen God in.


De Gouden Eeuw

Van 1625 tot 1675 was de Republiek een wereldmacht. We noemen deze periode de Gouden Eeuw. De Republiek nam een centrale en leidende positie in de wereldeconomie van die tijd. De Republiek kwam aan deze positie door een samenloop van omstandigheden. Voornamelijk in de visserij, veeteelt, landbouw, textiel en scheepsbouw liep de Republiek een stap voor op de rest van Europa. Dit kwam voornamelijk doordat in de Republiek veelal goedkopere en efficiëntere werkwijze werden gebruikt. We zullen nu kort benoemen wat deze 10 redenen van voorspoed waren:


1. Natuurlijk was de natuurlijke ligging van de Republiek aan waterroutes van groot belang. Zo konden schepen simpel de goederen het land in en uit brengen.

2. Ook had de Republiek, of de handelaren in de Republiek belangrijke handelscontacten over de hele wereld.

3. Verder liep de Republiek zijn tijd ver vooruit wat betreft de schepen die gebruikt werden. Zo werd in Nederland het fluitschip uitgevonden. Dit schip kon sneller varen, had minder bemanning nodig en een grotere laadcapaciteit dan de meeste andere Europese schepen.

4. Doordat Nederland van origine veel vruchtbare grond heeft kon er veel voedsel geproduceerd worden. Deze werd omringd door vele steden waardoor er een grote afzetmarkt dichtbij het platteland was.

5. De Republiek beschikte over een betrekkelijk hoog opleidingsniveau van de bevolking.

6. Tijdens de Gouden Eeuw waren de meeste Europese staten relatief zwak.

7. Doordat er in de Republiek weinig macht was van de adel, konden handelaren zelf initiatieven nemen in financieel economische zaken.

8. Er was niet echt een feodale traditie, hierdoor ontstond er in de Republiek al vroeg een gecommercialiseerde en gespecialiseerde landbouw.

9. De moedernegotie, oftewel moeder aller handel. Dit was de handel met de landen rond de Oostzee. Kooplieden uit Amsterdam voerden vanaf de late middeleeuwen handel met de gebieden rond de Oostzee. Hierdoor werd Amsterdam het economisch centrum en stapelplaats van Europa.

10. De val van Antwerpen in 1585. Antwerpen was op dit moment de grootste handelsstad van Europa. Door de oorlog met de Spanjaarden en de val van Antwerpen kon de Republiek de Schelde, de rivier die Antwerpen met de zee verbond, afsluiten.


Regenten

In de rest van Europa breidden koningen de macht in hun land uit. De Republiek kende echter geen vorst; de macht lag hier in de handen van de rijke burgers. De aparte gewesten hadden een zelfstandig bestuur. De regenten hadden de macht in de Republiek. De regenten zijn de kooplieden en de handelselite van de steden in de Republiek. De wetgevende macht in de steden noemen we het vroedschap. Het vroedschap bestond uit gekozen regenten. Vanuit alle vroedschappen gingen er afgevaardigden naar de gewestelijke staten. Eigenlijk het bestuur van de provincie.


Staten-Generaal

Vanuit de gewestelijke staten werden er dan weer regenten gekozen om naar de Staten-Generaal te gaan. De Staten-Generaal kun je vergelijken met de regering die we nu hebben, al waren de gewesten veel onafhankelijker dan de provincies nu. De staten van Holland hadden een voorzitter: de landsadvocaat, oftewel raadspensionaris. De landsadvocaat onderhield het contact met het buitenland. De machtigste persoon in de Republiek was de stadhouder. Hij was opperbevelhebber van het leger en de vloot.