Op deze pagina vind je uitleg over het eerste onderdeel van tijdvak 8: de industriële revolutie en imperialisme. We bespreken de discussies die losbraken over de sociale kwestie, wat een gevolg was van de industriële revolutie. Ook hebben we het over de nieuwe vorm van imperialisme. Je kunt deze informatie goed gebruiken om je voor te bereiden op het geschiedenis examen, toetsen of SE’s!
15. De industriële revolutie en imperialisme (Kenmerk 31 & 32 & 33)

De omschakeling van handmatige naar machinale goederenproductie, die rond 1750 in Engeland begon.
Een politieke ideologie waarbij de voorliefde voor het eigen land en het eigen volk centraal staat, net als het streven naar nationale zelfstandigheid
Een staat waar de overheid zich zo min mogelijk bemoeit met de inwoners. De enige taak van de overheid is om te zorgen voor de veiligheid van de burgers, door middel van politie en het leger.
Een veldslag bij de plaats Waterloo, waarbij Napoleon Banaparte definitief werd verslagen. De slag vond plaats op 18 juni 1815 en betekende het einde van de Franse heerschappij over een groot deel van Europa.
Een politieke ideologie die ernaar streeft om godsdienstige overtuigingen binnen de politiek ten uitvoer te brengen.
Het recht om te mogen stemmen bij verkiezingen.
De verdeling van een samenleving in groepen op basis van levensbeschouwing of geloof.
Een politieke stroming die streeft naar gelijke rechten, behandeling en mogelijkheden voor mannen en vrouwen.
Een stroming binnen het protestantisme die teruggaat op denkbeelden van Johannes Calvijn.
Het streven naar een volwaardige plaats in de samenleving vanuit een achtergestelde positie.
Een politieke stroming die de vrijheid van burgers centraal stelt. De rol van de staat moet klein zijn zodat de vrijheid van individuen voorop staat.
Een wet waarin staat dat de vrijheid van onderwijs een recht is op grond waarvan iedereen een school mag oprichten. Dit houdt onder andere ook in dat ouders voor hun kinderen mogen kiezen tussen openbare scholen, onderwijs dat gebaseerd is op een religieuze visie en thuisonderwijs.
Een politieke stroming die gebaseerd is op gelijkwaardigheid, rechtvaardigheid en solidariteit, die daarbij streeft naar een eerlijke verdeling van macht en goederen.
De vergroting van inkomstenverschillen.
Een organisatievorm van de economie waarin vraag en aanbod bepalen welke producten worden geproduceerd en waarin de overheid geen rol speelt.
De grote veranderingen en verbeteringen betreft de vervoersmogelijkheden tijdens de industriële revolutie.
Het streven van een staat om macht te kunnen uitoefenen buiten de eigen grenzen door andere gebieden te veroveren.
Een conflict over de ongelijkheid tussen bijzonder- en openbaar onderwijs.
Afkorting van Anti Revolutionaire Partij. Deze politieke partij werd in 1879 opgericht en is in 1980 opgegaan in het CDA.
Gebruik bron 3.
Naast de 'discussies over de sociale kwestie' past deze bron ook bij andere kenmerkende aspecten van die tijd.
Toon dit aan voor twee kenmerkende aspecten, telkens met een verwijzing naar de bron.
Bron 3:
In 1863 publiceert de Nederlandse schrijver J.J. Cremer zijn novelle Fabriekskinderen. Een bede, doch niet om geld. Hij leest zijn novelle in het hele land voor. De belangstelling van het publiek is erg groot.
In dit fragment beschrijft Cremer een textielfabriek in Leiden:
In het midden van die somber gekleurde rij (spinmachines) - het helderst door een van de gasvlammen verlicht, daar zie je Saartje, het kind van Gerrit Zwarte, het arme kind dat koorts heeft, dat zich ongelooflijk snel en gelijkmatig moet haasten. Je herkent het arme meisje wel, al schrik je terug nu je haar droevig figuurtje in het volle licht beter kunt zien. Een hoofd, een heel hoofd is zij kleiner dan je dochtertje, dat op dit uur gezond, met roze wangen, op het zachte kussen ligt te dromen en even oud is als zij.
Je schrikt terug bij het zien van dat vieze en fletse gezichtje, met die open mond en die onnatuurlijk glinsterende oogjes. Je wendt de blik van haar af, en je oog blijft gevestigd op het jongetje naast haar. Tien jaar oud, maar hij lijkt een kind van zeven lentes - wat zeg ik, een kind van zeven barre winters te zijn. Telkens en telkens werpt hij een versufte blik op de grof spinner (de opzichter die de machine bedient), die zijn werk aan de andere kant van de machine bespiedt; en angstig beweegt hij snel de handjes, want weetje, al twee keer heeft hij van hem een stevige tik met de stok gehad, hier op de schouder, erg vals! Erg vals en gemeen!
Voorbeeld van een juist antwoord is:
- Het beschrijven van fabriekswerk sluit aan bij 'de industriële revolutie die in de westerse wereld de basis legde voor een industriële samenleving'
- Het opkomen voor de fabrieksarbeiders sluit aan bij 'de opkomst van emancipatiebewegingen' / 'de opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen' / 'het socialisme'