Geschiedenis

1. Ontstaan Britse koloniën in Amerika

Gegeven door:
Rick Ouwehand
Beschrijving Begrippen

Op deze pagina bespreken we de Engelse koloniën in Noord-Amerika. We focussen ons eerst op wat de reden was voor de Britten om naar Noord-Amerika te emigreren, vervolgens hebben we het over het onderlinge contact tussen de kolonisten en het contact met de inheemse bevolking van Amerika. Tot slot leggen we de verschillen tussen de koloniën uit. Gebruik deze informatie om je voor te bereiden op het geschiedenis examen, SE’s of toetsen.

B.1 Britse koloniën in Amerika en India

ThumbnailPlay
ThumbnailPlay
ThumbnailPlay
ThumbnailPlay
B.2 Industriële revolutie in Groot-Brittannië

Waarom emigreerden Britten naar Noord-Amerika?

De verhuizing van Britse en Europese inwoners wordt de Europese overzeese expansie genoemd. De Britten kozen ervoor om naar Noord-Amerika te verhuizen vanwege zowel binnenlandse als buitenlandse problemen in die tijd:


1. Een religieus conflict met Spanje

In het begin van de 16e eeuw was de protestantse reformatie gestart door Maarten Luther. Dit had als gevolg dat er een splitsing ontstond binnen de christelijke kerk. Engeland had een protestantse staatskerk, terwijl de Spanjaarden hevig katholiek waren. De Spaanse machthebbers wilden het katholicisme terugbrengen in Engeland en de Engelse koningin Elizabeth 1 afzetten. Hierdoor ontstond er een oorlog tussen Spanje en Engeland.


Deze oorlog begon in 1585 en kwam tot een hoogtepunt in 1588. In 1588 stuurde Spanje een oorlogsvloot genaamd ‘de Spaanse Armada’ richting Engeland. Deze invasie van het Spaanse leger werd verslagen door de Britten. Door de overwinning waren de Britten aan de winnende hand, maar de oorlog duurde desondanks nog tot 1604. Om de Spanjaarden dwars te zitten kwam de Britse regering met het idee om zich in Noord-Amerika te vestigen en van deze kolonie een tactische militaire uitvalsbasis te maken. Britse schepen konden zo gemakkelijk Spaanse handelsschepen vanuit Zuid-Amerika naar Spanje voeren onderscheppen en plunderen.


2. Geen geloofsvrijheid in Groot-Brittannië

De protestantse reformatie zorgde er ook voor dat sommige mensen zich niet meer thuis voelden in hun thuisland, omdat er maar één geloof geaccepteerd werd. In Engeland was het protestantisme het staatsgeloof: katholieken en andere gelovigen konden daardoor niet vrijuit hun geloof beoefenen. In Amerika hoopten de anders gelovigen geloofsvrijheid te vinden.


De Pelgrim Fathers

De Pelgrim Fathers is een voorbeeld van een religieuze groep die zich niet meer thuis voelde in Engeland. Zij hadden andere opvattingen over het protestantse geloof en werden daarvoor vervolgd door Jacobus 1; de opvolger van Elizabeth 1. De Pelgrim Fathers vertrok in 1620 met de boot naar Amerika. Deze groep stichtte de eerste koloniale nederzetting van Engeland in Amerika, met als doel om een hele nieuwe samenleving te beginnen. Idealen als vrijheid van godsdienst en vrijheid van meningsuiting zouden in de loop der tijd veel invloed hebben op de totstandkoming van het huidige Amerika.


De inheemse bevolking van Amerika

De Britse kolonisten kwamen in contact met de inheemse bevolking van Amerika. Europeanen gaven hen de naam ‘indianen’, maar tegenwoordig worden zij liever aangeduid met de naam ‘Native Americans’ of ‘American Indians’. In eerste instantie werkten de kolonisten samen met de inheemse bevolking, bijvoorbeeld door goederen te ruilen. In de loop van de 17e eeuw kwamen er steeds meer kolonisten bij in Amerika, wat ertoe leidde dat steeds meer land werd ingepikt. De native Americans kwamen hiertegen in opstand, wat resulteerde in de eerste oorlog tussen de Britten en de native Americans.


King Phillips war

Deze oorlog wordt de King Phillips war genoemd. Het begon in 1675 en eindigde in 1678. Het was een oneerlijke oorlog. De inheemse bevolking vocht met speren en pijl en boog tegen de kolonisten, die over sabels en geweren beschikten. Vele ‘indianen’ sneuvelden door de oorlog, maar de meeste slachtoffers onder de native Americans vielen door Europese ziektes. De geïmporteerde ziektes van de kolonisten waren nieuw voor de indianen. Hierdoor hadden ze geen antivirus ontwikkeld: een simpel griepje kon al dodelijk zijn voor hen.


De Britten waren trouwens niet de enige kolonisten in Noord-Amerika. De Fransen probeerden ook te profiteren van de rijkdommen in Amerika. De Franse aanpak in Amerika was anders dan de Britse. Fransen kolonisten betrokken de inheemse bevolking meer in de handel, waardoor de Franse kolonisten hen beter bevielen.


Zevenjarige oorlog

Engeland en Frankrijk wilden beiden zoveel mogelijk land kolonialiseren in Amerika en kregen ruzie over de verdeling van het land. Uiteindelijk leidde deze ruzie tot een oorlog tussen Frankrijk en Engeland: de zevenjarige oorlog. Deze oorlog begon in 1756 en eindigde in 1763. De Britten kwamen als overwinnaars uit de strijd. De overwinning van de Britten leidde ertoe dat de Fransen zich terugtrokken uit Amerika en alle Franse koloniale nederzettingen in Noord-Amerika werden overgenomen door de Britten.


Pontiac oorlog

Doordat de Britten niet net als de Fransen samenwerkten met de inheemse bevolking, ontstond er frustratie onder de native Americans. Dit brengt ons bij de derde koloniale oorlog: de Pontiac oorlog. Deze oorlog begon in 1763, direct na afloop van de zevenjarige oorlog. De regering in Engeland wilde niet nog een oorlog en probeerde het tegen te houden door een verdrag op te stellen.


In dit verdrag, de ‘Royal Proclamation’, stond dat de inheemse bevolking recht had op hun eigen grondgebied en dat de Britse kolonisten ziet zomaar hun land mochten afpakken. De Britse kolonisten bleven echter uitbreiden en trokken zicht niets aan van het verdrag. De kolonisten hadden nu niet alleen een conflict met de native Americans, maar ook met de regering van Groot-Brittannië. De Pontiac oorlog kwam tot een einde in 1766.


Vestigingskoloniën en plantagekoloniën

De koloniën waren erop gericht om handel te drijven en hiermee winst te maken. De Britten maakten gebruik van twee soorten tactieken om hun koloniën te leiden. De noordelijke koloniën aan de oostkust van Noord-Amerika werden vestigingskoloniën genoemd. Een vestigingskolonie was gericht op landbouw, handel en nijverheid. En de andere soort kolonie is de plantagekolonie. Plantagekoloniën waren zuidelijk gevestigd aan de oostkust in Noord-Amerika. Een plantagekolonie was voornamelijk gericht op het exporteren van kostbare producten als tabak en katoen.


In totaal waren er dertien koloniën aan de zuidelijke en de Noordelijke oostkust van Noord-Amerika. Buiten deze dertien koloniën hadden de Britten nog meer koloniën; deze lagen in het Caribische gebied. Voorbeelden hiervan zijn eilanden als Barbados en Jamaica. Barbados en Jamaica waren plantagekoloniën, net als de zuidelijke koloniën aan de oostkust. De Caribische koloniën waren het meest winstgevend. Dit kwam doordat daar suiker werd verbouwd.


In de noordelijke vestigingskoloniën en in de zuidelijke plantagekoloniën werd gebruik gemaakt van slavenarbeid. De zuidelijke koloniën hadden in verhouding meer slaven. Dit kwam doordat de zuidelijke koloniën minder populair waren om te verblijven onder de kolonisten. Er was namelijk meer kans om ziektes op te lopen en er werd meer geweld gebruikt in het zuiden.