In deze geschiedenis samenvatting behandelen we vier onderwerpen. Het eerste onderwerp gaat over hoe de industriële revolutie tot stand kwam en welke veranderingen de Industriële revolutie met zich meebracht in Groot-Brittannië. Daarna gaan we in op de economische ontwikkeling van de Britten die gepaard gingen met de industriële revolutie. Het derde onderwerp wat behandeld wordt in de deze video is de overstap van handelskapitalisme naar industrieel kapitalisme. En het laatste onderwerp gaat over het veranderen van een standenmaatschappij naar een sociale klassenmaatschappij.
5. Ontstaan van de industriële revolutie in Groot- Brittannië

De industriële revolutie is de overgang van handmatig naar machinaal vervaardigde goederen die gepaard ging met grootschalige organisationele en sociale veranderingen. De industriële revolutie begon rond 1750 in Engeland en vervolgde begin negentiende eeuw in de rest van Europa
Het kapitalisme is een economisch systeem dat is gebaseerd op investeringen van geld in de verwachting winst te maken
Handelskapitalisme was een manier van winst maken waarbij kooplieden producten verhandelden
Industrieel kapitalisme was gefocust op het produceren van goedkope producten op een grote schaal
De Spinning Jenny is een spinmachine, die in 1756 werd uitgevonden door James Hargreaves. Deze vernieuwde spinmachine zorgde ervoor dat het spinnen veel sneller en goedkoper was
Een stoommachine is een machine die stoom omzet in een beweging. Voor het eerst in de geschiedenis was er geen kracht meer nodig van mensen, dieren, windmolens of watermolens om machines aan te drijven. De stoommachine was niet alleen belangrijk voor het aandrijven van fabrieken maar werd ook cruciaal in het vervoer van Britse export en importproducten
Herverkaveling hield in dat de boeren hun land opnieuw indeelden
Dit houd in dat je in een bepaalde stand geboren werd en dit had te maken met de status van je familie. Het was vrijwel onmogelijk om van stand te veranderen
Bij sociale de sociale klassenmaatschappij is de familienaam niet meer het belangrijkste maar gaat het alleen om iemands sociaaleconomische positie. Een hoge sociale positie was bijvoorbeeld die van de fabriekseigenaren en een lagere was die van de arbeiders. Klimmen op de sociale ladder was nog steeds niet makkelijk maar was door de sociale klassenmaatschappij wel mogelijk
Massaproductie is de productie van grote hoeveelheden standaardproducten
Bron 3.
In 1863 publiceert de Nederlandse schrijver J.J. Cremer zijn novelle Fabriekskinderen. Een bede, doch niet om geld. Hij leest zijn novelle in het hele land voor. De belangstelling van het publiek is erg groot. In dit fragment beschrijft Cremer een textielfabriek in Leiden:
In het midden van die sombergekleurde rij (spinmachines) – het helderst door een van de gasvlammen verlicht, daar zie je Saartje, het kind van
Gerrit Zwarte, het arme kind dat koorts heeft, dat zich ongelooflijk snel en gelijkmatig moet haasten. Je herkent het arme meisje wel, al schrik je terug nu je haar droevig figuurtje in het volle licht beter kunt zien. Een hoofd, een heel hoofd is zij kleiner dan je dochtertje, dat op dit uur
gezond, met roze wangen, op het zachte kussen ligt te dromen en even oud is als zij. Je schrikt terug bij het zien van dat vieze en fletse gezichtje, met die open mond en die onnatuurlijk glinsterende oogjes. Je wendt de blik van haar af, en je oog blijft gevestigd op het jongetje naast haar. Tien jaar oud, maar hij lijkt een kind van zeven lentes – wat zeg ik, een kind van zeven barre winters te zijn. Telkens en telkens werpt hij een versufte blik op de grofspinner (de opzichter die de machine bedient), die zijn werk aan de andere kant van de machine bespiedt; en angstig beweegt hij snel de handjes, want weet je, al twee keer heeft hij van hem een stevige tik met de stok gehad, hier op de schouder, erg vals! Erg vals en gemeen!
Gebruik bron 3.
Naast de 'discussies over de sociale kwestie' past deze bron ook bij andere kenmerkende aspecten van die tijd. Toon dit aan voor twee kenmerkende aspecten, telkens met een verwijzing naar de bron.
Voorbeeld van een juist antwoord is:
• Het beschrijven van fabriekswerk sluit aan bij 'de industriële revolutie die in de westerse wereld de basis legde voor een industriële samenleving'
• Het opkomen voor de fabrieksarbeiders sluit aan bij 'de opkomst van emancipatiebewegingen' / 'de opkomst van politiek-maatschappelijke
stromingen' / 'het socialisme'