Geschiedenis

4. Maatschappelijke ontwikkelingen 1980-1999

Gegeven door:
Rick Ouwehand
Beschrijving Begrippen

Welkom bij deze uitleg over de maatschappelijke ontwikkelingen in Nederland in de periode van 1980 tot 1999. We bespreken de toenemende kritiek op de verzorgingsstaat in Nederland en hoe de nieuwe liberale koers in de politiek deze problemen moest oplossen. Ook geven we je uitleg over de Europese samenwerking en de globalisering, waarvan Nederland op economisch gebied profiteerde. Gebruik deze informatie om te leren voor het geschiedenis examen, toetsen en SE's!

AOW-uitkering

De Algemene Ouderdomswet (AOW), een Nederlandse wet die in 1957 in werking trad en regelde dat alle mensen van 65 jaar en ouder een basispensioen ontvingen van de staat

Bureaucratie

Bureaucratie is een organisatiestructuur die gekenmerkt wordt door aan regels onderheven procedures, verdeling van verantwoordelijkheid, hiërarchie en onpersoonlijke relaties

De Algemene Wet Gelijke Behandeling

Deze wet biedt bescherming tegen discriminatie op grond van godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, nationaliteit, hetero- of homoseksuele gerichtheid of burgerlijke staat

Globalisering

Globalisering is een toenemend proces van economische, culturele en politieke integratie op mondiaal niveau. Door de openstelling van grenzen tussen landen, kunnen goederen en diensten zich gemakkelijker verplaatsen

Individualisering

De ontwikkeling in de samenleving waarbij het individu en zijn behoeften meer centraal komen te staan

Liberalisme

Het liberalisme is een politiek-maatschappelijke stroming ontstaan in de Verlichting van de 18e eeuw, waarin vrijheid centraal staat. Het brak in de 19e eeuw in Europa en Noord-Amerika door als dominante stroming toen het de burger wilde emanciperen ten koste van het ancien régime

Sociaaldemocratische ideologie

Politieke ideologie die een geleidelijke overgang naar een socialistische samenleving bepleit via het democratische proces

Verzorgingsstaat

Een verzorgingsstaat is een sociaal systeem waarin de staat primaire verantwoordelijkheid draagt voor het welzijn van zijn burgers, zoals in kwesties van gezondheidszorg, onderwijs, werkgelegenheid en sociale zekerheid

Werkloosheidsuitkering

Een werkloosheidsuitkering of werklozensteun is een uitkering door een overheidsinstelling aan een werknemer die buiten zijn of haar schuld werkloos wordt en in staat en bereid is te werken

D.1 Nederland na de Tweede Wereldoorlog

D.2 Nederland na het jaar 1980

D.3 Nederland vanaf het jaar 2000

Kritiek op de verzorgingsstaat

De economische crisis van de jaren ’80 zorgde ervoor dat de verzorgingsstaat onder druk kwam te staan. De economische crisis ging namelijk gepaard met een hoge werkloosheid. Hierdoor moest de overheid allemaal uitkeringen betalen aan werklozen, terwijl er minder belastinginkomsten binnenkwamen.


Het werkloosheidsprobleem was één van de twee belangrijkste punten van kritiek op de verzorgingsstaat. Het was namelijk zo dat door de economische crisis veel mensen hun baan verloren. Deze mensen kregen allemaal recht op een werkeloosheidsuitkering. De grootste belastinginkomsten van de overheid waren belastingen die werknemers betaalden over hun inkomen. De verzorgingsstaat werd in de tijd van economische crisis dus te duur voor de overheid.


Een ander punt van kritiek op de verzorgingsstaat was dat het te bureaucratisch was. De verzorgingsstaat bracht namelijk veel nieuwe wetgevingen met zich mee. Het duurde lang voordat de nieuwe wetten doorgevoerd werden, omdat het er zo veel waren. Het bureaucratische apparaat van de overheid verdronk langzamerhand in alle nieuwe wetten en regelgeving die opgesteld moesten worden, en liep achter de feiten aan. Buiten dat de verzorgingsstaat te duur en te bureaucratisch werd bevonden, waren er ook nog twee andere elementen die druk uitoefenden op de verzorgingsstaat:


1. Mensen maakten misbruik van de uitkeringen. Een voorbeeld hiervan is dat mensen zich voordeden als arbeidsongeschikt, terwijl ze dit niet waren. Vaak waren ze eigenlijk gewoon werkeloos, maar de werkeloosheidsuitkering was lager dan de arbeidsongeschiktheidsuitkering (WAO).

2. Vergrijzing. Er waren relatief meer ouderen dan jongeren in de Nederlandse maatschappij. De ouderen kregen als ze met pensioen gingen recht op een AOW-uitkering. De AOW-uitkering moest echter betaald worden door het werkende deel van de bevolking. Een relatief klein gedeelte van de bevolking moest dus de uitkeringen betalen van een relatief groot gedeelte van de bevolking.


De liberale koers van de Nederlandse overheid

Om de problemen van de verzorgingsstaat op te lossen, werd er onder leiding van een nieuwe minister-president – Ruud Lubbers - in 1982 een liberale koers gevoerd. De kern van het liberale beleid van Lubbers was dat de overheidsbemoeienis in de maatschappij werd beperkt en er nadruk werd gelegd op de zelfredzaamheid van de burgers.


Concrete veranderingen die Lubbers doorvoerde waren: bezuinigen op het openbaar vervoer en het verhogen van brandstof kosten. Lubbers zorgde ook voor een verlaging van uitkeringen en maakte het moeilijker voor mensen om in aanmerking te komen voor een uitkering. Nog twee andere belangrijke veranderingen die Lubbers doorvoerde waren het verlagen van salarissen en het privatiseren van staatsbedrijven.


Het poldermodel

De veranderingen en nieuwe maatregelen zorgden voor hogere overheidsinkomsten. Door de veranderingen van Lubbers werd de verzorgingsstaat en het idee van een maakbare samenleving beperkt. Dit nieuwe liberale beleid werd ondersteund door het poldermodel. Het poldermodel staat bekend als een model waarbij de overheid voortdurend in gesprek gaat met werkgevers en vakbonden. De werkgevers en werknemers konden hierdoor hun mening uiten tegenover elkaar en voelden zich gehoord in de politiek. Het poldermodel zorgde voor politieke en economische rust.


Economische samenwerking

Na de crisisjaren aan het begin van de jaren ‘80 kwam er aan het einde van de jaren 1980 een periode van economisch herstel. Nederland was in de loop van de tweede helft van 20ste eeuw steeds meer betrokken geraakt in handel met andere Europese landen. Deze handel leverde Nederland werkgelegenheid, geld en veiligheid op. Het is daarom ook niet gek dat Nederland voorstander was van een vergaande Europese samenwerking.


Verdrag van Maastricht

Onder het voorzitterschap van Nederland werd in 1992 het verdrag van Maastricht getekend. Een jaar later - in 1993 - trad het verdrag in werking, waarmee de basis voor de Europese Unie werd gelegd. Het verdrag van Maastricht zorgde namelijk voor de invoering van een gemeenschappelijke Europese munteenheid: de euro. Hierdoor kon er makkelijker samengewerkt worden door Europese landen. Landen die in de Europese Unie zaten werkten op economisch gebied veel samen, wat resulteerde in gunstige handelsverdragen. Ook stonden de landen die in de Europese Unie zaten gezamenlijk sterker tegen over andere wereldmachten.


Globalisering

Globalisering was gunstig voor het herstellen van de Nederlandse economie. De Nederlandse handel beperkte zich niet alleen tot de Europa, maar er werd steeds meer handelgedreven met landen over de gehele wereld. Dit was gunstig voor de Nederlandse economie, omdat het Nederland veel nieuwe kansen op import en exportmogelijkheden bood. Economieën over de hele wereld raakten steeds meer met elkaar verweven. Dit wordt ook wel economische globalisering genoemd.


De globalisering werd in het zadel geholpen doordat de Koude Oorlog tot een einde kwam in het begin van de jaren ‘90. Voormalige communistische landen kregen hierdoor veel meer vrijheid. Burgers van deze Oost-Europese landen kwamen werken voor westerse bedrijven, tegen een laag loon. Handelsverdragen werden uitgebreid, en samenwerkingen met Oost-Europese en Aziatische landen werden door globalisering gebruikelijk.


Individualisering van de samenleving

De liberalisering van de maatschappij bleef zich verder ontwikkelen in de jaren 90. Ook ontstond toen de individualisering van de samenleving. Dit werd mogelijk gemaakt door de kleinere rol van de overheid, het ondersteunen van de handel en door de ontzuiling. Individualisering van de samenleving hield in dat burgers en bedrijven meer vrijheid kregen van de overheid om te doen en laten wat ze wouden. De individualisering is terug te zien in de liberale wetgeving en in het beleid van de Nederlandse overheid die ontstond in de jaren 1990.


Een voorbeeld van deze liberale wetgeving is de Algemene Wet Gelijke Behandeling. De Algemene Wet Gelijke Behandeling is gemaakt om mensen wettelijk te beschermen tegen discriminatie. Hierdoor zou iedereen in de Nederlandse maatschappij even veel vrijheid moeten hebben. Andere wetten waardoor Nederland internationaal vooropliep met betrekking tot vrijheid en tolerantie, waren het legaliseren van het homohuwelijk en het toestaan van euthanasie. Ook het gedogen van softdrugs - het gedoogbeleid - is een kenmerk van tolerantie en vrijheid in Nederland.