Deze video voor maatschappijwetenschappen geeft jou een samenvatting over vaardigheden, de 4 domeinen en de hoofd- en kernbegrippen. Hier komen termen voorbij als vorming, binding, verhouding en verandering. Gebruik deze uitleg om te leren voor het examen, toetsen of SE's!
2. Vaardigheden, de 4 Domeinen en de Hoofd- en Kernbegrippen

De concepten die vallen onder de hoofdconcepten.
In hoeverre regels worden geaccepteer en overgenomen worden in een samenleving.
Het proces waardoor mensen meer als individu in plaats van als groep in de groep in de samenleving komen te staan.
Het vertegenwoordigen van iets of iemand.
Geheel aan gewoonten en regels dat bij een volk hoort.
Het vormen van groepen met mensen die hetzelfde over iets denken als jij.
Formele of informele regels die vastgelegd zijn in wetten.
Formele of informele regels over gedrag.
Het gezamelijk aan de slag gaan met iets.
Een situatie waarin mensen met elkaar botsen.
De aanvaarde macht van een persoon of organisatie.
De invloed die een persoon of groep heeft.
De mate waarin mensen zich met elkaar verbonden voelen.
De ongelijke verdeling over personen of groepen van zaken die belangrijk worden geacht in de samenleving.
Ideeën over hoe er met de maatschappij om moet worden gegaan.
Het proces waarbij culturele kenmerken worden overgedragan van een samenleving of sociale omgeving aan de individu.
Het overnemen van elementen van andere culturen.
Het proces waarbij individuen leren en internaliseren hoe macht vanuit een politiek oogpunt verdeeld en georganiseerd is.
Het proces waarbij je de normen en waarden van je groep bewust of onbewust krijgt aangeleerd.
Uit een bepaalde redeniring een conclusie trekken.
Manier waarop iets samenhangt met iets anders.
Het oorzakelijk verband kunnen stellen.
Een voorlopige stelling waar in je aangeeft wat je van iets denkt te verwachten.
Subjectief is gebaseerd op mening en gevoel.
Objectief is gebaseerd op feiten.
De grote onderwerpen.
Het proces van democratiseren, het vergroten van inspraak.
De ontwikkeling waarbij een een gebied steeds meer als eenheid wordt bestuurd, door een overheid,vanuit één hoofdstad.
In 2007 heeft de overheid veertig wijken geselecteerd met een opeenstapeling van sociale problemen. Om te kunnen bepalen in hoeverre er in een wijk sprake is van sociale overlast, is aan de inwoners van verschillende wijken onder andere de volgende vraag gesteld: In welke mate ondervindt u overlast door directe buren? Mensen konden antwoorden met: ‘vaak’, ‘soms’, ‘(bijna) nooit’ en ‘weet niet’. Per wijk werd een wijkscore berekend. Hoe hoger de wijkscore, hoe meer overlast in een wijk werd ervaren.
Leg uit dat de wijkscore een indicator is van de mate van sociale cohesie in de wijk. Gebruik in je uitleg de omschrijving van het kernconcept sociale cohesie.
Een juist antwoord bevat:
Een uitleg dat de wijkscore een indicator is van de mate van sociale cohesie in de wijk, met:
- gebruik van de omschrijving van het kernconcept sociale cohesie
- het leggen van een verband tussen het kernconcept sociale cohesie en de indicator.