Maatschappijwetenschappen

7. Sociale ongelijkheid

Gegeven door:
Rogier Proper
Beschrijving Begrippen

Het tweede hoofdconcept van het vak maatschappijwetenschappen voor havo, Domein C, heet verhouding. Het gaat over hoe de leden van een groep of samenleving of maatschappij zich tot elkaar verhouden, en hoe ze zich onderscheiden van elkaar. Het gaat kortweg dus eigenlijk over de verschillen tussen de groepsleden, over sociale gelijkheid en ongelijkheid. Wie er macht heeft en wie minder. De leden van een samenleving kunnen dan wel dezelfde normen en waarden lijken te hebben, dus tot dezelfde cultuur behoren, maar daarom kunnen ze toch nog verschillende posities innemen.

sociale ongelijkheid

De ongelijke verdeling over personen of groepen van zaken die belangrijk worden geacht in de samenleving.

sociale stratificatie

Het indelen van groepen mensen in maatschappelijke lagen, waartussen een ongelijkheidsverhouding bestaat.

maatschappelijke positie

Hoe je je verhoudt tot andere groepen en mensen, heeft vooral te maken met de plek die inneemt in de maatschappij.

sociale mobiliteit

Verandering van sociale positie binnen een sociale structuur.

de maatschappij ladder

Indeling van mensen hun maatschappelijke positie, bepaald door macht, inkomen en status.

Macht

De invloed die een persoon of groep heeft.

positietoewijzing

De samenleving zorgt ervoor dat elke groep zijn plaats krijgt toegewezen.

positieverwerving

Een persoon verkrijgt een bepaalde maatschappelijke positie door zijn eigen bijdrage.

glazen plafond

Verwijst naar het feit dat vrouwen kunnen opklimmen in de hiërarchie van de onderneming, maar slechts tot een bepaald niveau.

selfulfiling prophecy

Een voorspelling die direct of indirect leidt tot het uitkomen van die voorspelling.

sociale uitsluiting

Verwijst naar het niet volledig kunnen deelnemen in het maatschappelijk leven.

C1. Sociale Ongelijkheid en De Ladder

C2. (Politieke) Macht, Gezag en Conflicten

C3. Maatschappelijke invloeden op sociale ongelijkheid n politieke stromingen

Sociale ongelijkheid

Sociaal betekent maatschappelijk, dus we kijken bij sociale ongelijkheid naar de maatschappelijke ongelijkheid tussen de leden van een samenleving. Naar hun positie ten opzichte van de andere leden. Sociologen kijken naar verschillen in welvaart - wat met inkomen en economische positie te maken heeft -, naar hun verschillen in ontwikkelingskansen en naar alles wat met kennisverwerving en opleiding te maken heeft. Ook wordt er gekeken naar macht, wat met hun politieke invloed op die welvaart en ontwikkeling te maken heeft.


Maatschappelijke positie

Zo probeert men de maatschappij in soorten groepen in te delen. Soorten ongelijke groepen, ofwel sociale lagen, en het indelen daarvan heet sociale stratificatie. Een voorbeeld hiervan is de maatschappij indelen in een bovenklasse, een middenklasse en een onderklasse. Mensen of groepen die hoog scoren op het gebied van welvaart, ontwikkelingskansen en politieke invloed zullen in de bovenklasse geplaatst worden. Enzovoort.


Dat is dan hun maatschappelijke positie. De groep waarin je geboren bent, zal in de eerste plaats je maatschappelijke positie bepalen. Tenzij je er in slaagt in een andere groep terecht te komen, door studie, hard werken, geld verdienen; wat dan ook. Dan is er sprake van sociale mobiliteit: je verandert van maatschappelijke positie.


Maatschappelijke ladder

Een meer verfijnde indeling van maatschappij-indeling is het gebruik van de maatschappelijke ladder. Dit is een sociologische indeling van mensen in een samenleving op basis van hun maatschappelijke positie. De positie op de ladder wordt bepaald door de macht, het inkomen en de status of wel aanzien, zoals die door de andere groepsleden wordt toegewezen aan het beroep dat iemand heeft. Zo staan bovenaan de maatschappelijke ladder beroepen als artsen, advocaten en directeuren. Terwijl meer onderaan mensen met beroepen staan als vakkenvullers, schoonmakers en vuilnismannen.


Je maatschappelijke positie wordt bepaald door:

- Positietoewijzing: dus door vooral de gezinssituatie waar je uit voorkomt. Dat is een passieve, maatschappelijke oorzaak.

- Positieverwerving: bijvoorbeeld door kennisverwerving en opleiding. Dat is een actieve, gekozen oorzaak (zelfs al is ‘ie door je ouders gekozen).


Maatschappelijke ladder (gebaseerd op bezit)

Je kunt een maatschappelijke ladder ook baseren op bezit, in plaats van op beroep en status, op een aanwijsbare economische positie met macht en invloed. Dan krijg je de indeling:

- Een bovenklasse van bestuurders en eigenaars van grote bedrijven.

- Een professionele middenklasse van mensen met hoge opleidingen en salarissen.

- Een ondernemersmiddenklasse van ondernemers van kleine en middelgrote bedrijven.

- Een arbeidersklasse, ook beambten en lagere ambtenaren horen daartoe.

- Een onderklasse van armen en bezitlozen.


Invloeden op je maatschappelijke positie

De volgende elementen kunnen dan nog invloed hebben op je maatschappelijke positie:


- Afkomst

Vroeger waren afkomst, en daarmee bezit, bepalend voor iemands maatschappelijke positie, dat ging via overerving. Tegenwoordig speelt dat soms nog wel een rol, maar opleiding en het soort werk, de hoeveelheid geld die dat oplevert, is nu naast bezit bepalender dan enige generaties geleden.


- Vrouwen

Nog steeds is het voor vrouwen moeilijker te stijgen op de maatschappelijke ladder dan voor mannen. Vrouwen hebben te maken met, zoals dat genoemd wordt, een glazen plafond. Het lijkt alsof ze hogerop kunnen komen, maar ze stuiten tegen een onzichtbare barrière van traditie en vooroordelen van mannen. Topfuncties voor vrouwen in bedrijven zijn relatief nog steeds moeilijk beschikbaar.


- Etnische achtergrond

Ook zijn veel beroepen moeilijk bereikbaar voor mensen met een migratieachtergrond of bepaalde etnische of culturele achtergrond. Ook hier spelen vooroordelen een rol: heet je Mohamed, dan blijk je minder kansen te hebben dan als je Maarten heet. De jeugdwerkloosheid onder jongeren met een migratieachtergrond is een stuk groter dan bij die met een Nederlandse achtergrond.


Het blijkt dat de volgende groepen op de arbeidsmarkt in het algemeen relatief minder kans op werk hebben: vrouwen, jongeren, ouderen, laagopgeleiden en arbeidsongeschikten.  Dat veroorzaakt soms weer dat mensen uit deze groepen door de wetenschap hiervan (subjectieve arbeidsmarktkansen) minder hard gaan zoeken naar een baan. Het gaat toch niet lukken. Waardoor er inderdaad weer minder mensen uit deze groepen een baan zullen krijgen. Selffulfilling prophecy heet dat: een voorspelling die uitkomt door de werking van de voorspelling zelf.


Invloed van de maatschappelijke positie

Wat is de invloed van iemands maatschappelijke positie, positie binnen de samenleving, op zijn leven? Die positie bepaalt voor een groot deel hoe zijn leven er kan uitzien. Vier voorbeelden:


1.    De cultuur van ouders heeft grote invloed de schoolontwikkeling van hun kinderen. Hoe belangrijk vinden ze het, wat voor achtergrond hebben ze zelf, hoe is hun relatie met leraren.

2.    Arme mensen met een lage opleiding leven vaak ongezonder, hebben minder kennis, en blijken dan ook meer aandoeningen te hebben, ze leven gemiddeld minder lang.

3.    Mensen met een lage opleiding en laag inkomen, denken vaak: er wordt toch niet naar ons geluisterd, waarom zou ik gaan stemmen? En hebben daardoor minder invloed op de politiek.

4.    Mensen met een hoger inkomen en status nemen meer deel aan allerlei instellingen waar ze mensen met macht en status ontmoeten. Waardoor ze hun eigen leven kunnen verbeteren.


Het komt er op neer dat mensen uit verschillende lagen van de bevolking een verschillende levensstijl en verschillende denkbeelden hebben. Ze hebben een andere cultuur, zowel wat betreft taal, vrije tijd en/of smaak. Ook daaraan kun je zien uit welke sociaal milieu iemand komt en welke kansen hij heeft.


Sociale uitsluiting

Dit alles leidt dan tot sociale uitsluiting. Het gaat hier om een groep van toch nog zo'n 10 procent van de Nederlandse bevolking die niet kan deelnemen aan verschillende sociale activiteiten. En wel omdat deze onderklasse daar te weinig inkomen voor heeft en nauwelijks tot de heersende cultuur behoort. Deze onderklasse noemen we dan sociaal uitgesloten. Dat gaat dus ten koste van de sociale cohesie, samenhang, van de Nederlandse samenleving.


Het leven in een sociaal isolement veroorzaakt lage politieke interesse en deelname. Het lak hebben aan gangbare waarden en normen verhindert sociale integratie. Een slechte financiële positie veroorzaakt een gebrek aan elementaire levensbehoeften. Sociaal en cultureel isolement verhindert toegang tot grondrechten als goed onderwijs, gezondheidszorg en huisvesting.