In deze video met scheikunde uitleg behandelen we de verschillende soorten bindingen die voorkomen tussen atomen, moleculen en ionen. Deze chemische bindingen moet je kennen voor het scheikunde examen, dus goed opletten!
1. Chemische bindingen

Een eenheid die de de kleinste bouwsteen van de moleculen vormt.
Het centrum van een atoom, bestaande uit protonen (positief geladen deeltjes) en neutronen (neutraal geladen deeltjes).
Hiermee geven we het aantal protonen dat aanwezig is in de atoomkern aan. Dit getal bepaalt de plek van het atoom in het periodiek systeem.
Een binding tussen atomen waarin de atomen één of meer gemeenschappelijke elektronenparen hebben.
Een voorwerp met twee tegengestelde polen. Een moleculaire dipool ontstaat door polarisatie in het molecuul.
Een zeer klein, negatief geladen deeltje om een atoom.
Deze lading is bij een (ongeladen) atoom even groot als de positieve kernlading, maar dan negatief (als de kernlading +10 is, dan is de lading van de elektronenwolk -10).
Een geladen atoom, positief (te weinig elektronen) of negatief (teveel elektronen).
Deze positieve lading is gelijk aan het aantal protonen uit de atoomkern (aangezien elk proton een lading heeft van +1).
De kleinste deeltjes van een (ontleedbare stof). Een groep aan elkaar gebonden atomen met een voor de stof constante samenstelling.
Het verschijnsel waarbij een ongelijksoortige verdeling ontstaat in een binding tussen atomen met een verschillende elektronegativiteit.
Zwakke tot zeer zwakke krachten tussen atomen of moleculen. De sterkte van de binding hangt af van de grootte van het molecuul.