Leuk dat je weer kijkt naar deze uitlegvideo voor aardrijkskunde. In deze video gaan we het hebben over klimaatgebieden, en dan in het specifiek hoe meneer Wladimir Köppen het voor ons heeft ingedeeld. Succes met leren!
Leuk dat je weer kijkt naar deze uitlegvideo voor aardrijkskunde. In deze video gaan we het hebben over klimaatgebieden, en dan in het specifiek hoe meneer Wladimir Köppen het voor ons heeft ingedeeld. Succes met leren!
Samenvatting voor aardrijkskunde - Klimaatgebieden (volgens Köppen)
Het verschilt natuurlijk per gebied hoe warm het is, hoeveel neerslag er valt en hoeveel verschil er zit tussen de seizoenen. En hoewel elk specifiek gebied door zijn ligging waarschijnlijk een uniek klimaat heeft als we alle factoren meenemen, kunnen we het toch op een gestructureerde manier indelen met het systeem van Köppen. Hij herkent vijf hoofdklimaten, die we vervolgens weer verder kunnen indelen aan de hand van specifieke kenmerken.
De hoofdklimaten krijgen een hoofdletter en geven een grove indeling op basis van temperatuur en neerslag. Vervolgens plaatsen we er nog een letter achter voor bepaalde kenmerken. De eigenschappen van het hoofdklimaat zijn dus van toepassing op alle subgroepen van dat klimaat.
A staat voor de tropische regenklimaten. In deze gebieden is de gemiddelde temperatuur van de koudste maand niet lager dan 18Co. Binnen deze tropische regenklimaten kunnen we dan nog onderscheid maken tussen drie subgroepen, allemaal aangegeven met een kleine letter.
B staat voor de droge klimaten, ook wel aride klimaten genoemd. Hier is te weinig neerslag voor boomgroei en rivieren staan hier in ieder geval een deel van het jaar droog. B kent twee subgroepen, aangegeven met een hoofdletter.
C staat voor maritieme klimaten, of ook wel zeeklimaten of gematigde klimaten genoemd. De gemiddelde temperatuur van de koudste maand is hier niet lager dan -3oC en niet hoger dan 18oC en de gemiddelde temperatuur van de warmste maand is hoger dan 10oC. C kent drie subgroepen, dit zijn weer dezelfde kleine letters als voor A, dus als het goed is herkennen we ze nu:
D staat voor de continentale klimaten, ook wel de landklimaten. De gemiddelde temperatuur van de koudste maand is hier lager dan -3oC en de gemiddelde temperatuur van de warmste maand is hoger dan 10oC. Ook de D krijgt een f, w en s.
E staat voor de poolklimaten of polaire klimaten. De gemiddelde temperatuur van de warmste maand is hier niet hoger dan 10°C. Gemiddeld gezien, over 30 jaar, is het hier dus iedere maand kouder dan 10oC. E heeft 3 subgroepen die ieder een hoofdletter krijgen, waarbij voor ieder dus geldt dat de warmste maand kouder is dan 10 graden.