Biologie

6. Actief transport

Gegeven door:
Magali de Rooy
Beschrijving Begrippen

In de vorige video van subdomein A1. Stofwisseling van de cel heb je uitleg gekregen over passief transport. Dit is de tweede video over celtransport, en hier leer je over het actieve transport van stoffen die de cel in- en uitgaan. Je kunt deze samenvatting gebruiken om te leren voor het biologie examen, voor SE’s en andere toetsen op de havo.

M1: Stofwisseling van de cel

ThumbnailPlay
ThumbnailPlay
ThumbnailPlay
ThumbnailPlay
ThumbnailPlay
ThumbnailPlay
ThumbnailPlay
ThumbnailPlay
ThumbnailPlay
M2: Zelforganisatie van cellen

M3: Erfelijke eigenschappen

M4: Selectie

Dit is deel 2 van de korte serie over celtransport, en in het bijzonder transport van stoffen de cel in of uit.

 

Wat is actief transport?

De naam zegt het al: actief transport is actief en kost de cel dus ook energie. Actief transport gebeurt met behulp van transporteiwitten die in het membraan zitten. Het gebruiken van deze transporteiwitten kost dus energie. Er zijn meerdere soorten actief transport, en de grootte van de deeltjes die getransporteerd moeten worden bepaalt welke vorm er gebruikt wordt. Er zijn grofweg vier manieren:

 

1.    Bij de eerste vorm van actief transport worden er ionen, dus geladen deeltjes, getransporteerd en wordt er gebruik gemaakt van een ionenpomp. Ionen zijn klein genoeg om door het semipermeabele celmembraan te passeren, maar ze doen dit niet zomaar. De ionenpomp is dus actief, en gebruikt energie om middelgrote moleculen en ionen door het celmembraan van de een naar de andere kant te pompen. Grotere moleculen (bijvoorbeeld eiwitten) passen niet zomaar door het celmembraan heen, en kunnen niet met een pomp getransporteerd worden.

 

2.    Twee processen die de cel kan uitvoeren zijn endocytose en exocytose. Endocytose is transport van buiten de cel naar binnen de cel. De cel eet als het ware de stoffen op, en transporteert het zo naar binnen. Het tegenovergestelde hiervan is exocytose. Dit is transport van binnen naar buiten de cel. Je kunt dit voor je zien als dat de cel een stofje of object uitspuugt.

 

3.    Ook belangrijk om te kennen zijn motoreiwitten. Motoreiwitten zijn eiwitten die organellen kunnen verplaatsen binnen de cel. Motoreiwitten gebruiken het cytoskelet; het skelet of de architectuur van de cel om zich door en langs voort te bewegen.


4.    Een manier van transport bij planten is een hoge cytoplasmastroming; als het cytoplasma in een plantencel goed stroomt, helpt dit bij het uitwisselen van stoffen in de cel, en tussen verschillende cellen.