Onze Producten Uitlegvideo's Frans C. Basiskennis FR C1. Grammatica FR

2. Présent être, avoir, aller en faire

Gegeven door:

Laura den Boer

Beschrijving Begrippen

In de Franse taal hebben we veel te maken met onregelmatige werkwoorden. In tegenstelling tot de regelmatige werkwoorden zit er vaak niet een bepaalde structuur in de uitgangen hiervan. Toch zijn er enkele ezelsbruggetjes waarmee je de uitgangen beter kunt onthouden. In deze video legt onze Frans docente Laura den Boer uit hoe je de présent van de onregelmatige werkwoorden être, avoir, aller en faire kunt vervoegen!

1. Présent

2. Présent être, avoir, aller en faire

3. Ezelsbruggetje é of è?

4. Passé composé

5. Imparfait

6. Futur simple

7. Futur proche

8. Conditionnel

Vervoegen van de présent van de onregelmatige werkwoorden Être, Avoir, Aller en Faire

Présent = Tegenwoordige Tijd (Nu)

Ik ben

Jij hebt

Wij gaan

Zij doen

Onregelmatige werkwoorden

- Être = zijn

Ik ben Je suis

Jij bent Tu es

Hij/zij/men is Il/elle/on est

Wij zijn Nous sommes

Jullie zijn Vous êtes

Zij zijn Ils/elles sont

- Avoir = hebben

Ik heb J’ai

Jij hebt Tu as

Hij/zij/men heeft Il/elle/on a

Wij hebben Nous avons

Jullie hebben Vous avez

Zij hebben Ils/elles ont

- Aller = gaan

Ik ga Je vais

Jij gaat Tu vas

Hij/zij/men gaat Il/elle/on va

Wij gaan Nous allons

Jullie gaan Vous allez

Zij gaan Ils/elles vont

- Faire = doen/maken

Ik doe Je fais

Jij doet Tu fais

Hij/zij/men doet Il/elle/on fait

Wij doen Nous faisons

Jullie doen Vous faites

Zij doen Ils/elles font