Geschiedenis

18. Totalitaire ideologieën en de twee Wereldoorlogen (Kenmerk 40 t/m 44)

Gegeven door:
Rick Ouwehand
Beschrijving Begrippen

Je leert op deze pagina alles over de tweede onderwerpen van tijdvak 9: totalitaire ideologieën en de twee wereldoorlogen. De ideologieën die we bespreken zijn het communisme, fascisme en het nationaalsocialisme. Hoe beïnvloedden deze totalitaire regimes het leven en denken van burgers? Dat en meer kom je op deze pagina met een uitleg video en een samenvatting te weten. Gebruik deze informatie op je goed voor te bereiden op het geschiedenis examen!

A.5 Ontdekkers en Hervormers

A.6 Regenten en Vorsten

A.7 Pruiken en Revoluties

A.8 Burgers en Stoommachines

A.3 Christendom en Islam

A.2 Grieken en Romeinen

A.1 Jagers en Verzamelaars

A.4 Steden en Staten

A.9 Tijd van wereldoorlogen

ThumbnailPlay
ThumbnailPlay
A.10 Tijd van televisie en computers

Totalitaire ideologieën

Er zijn verschillende totalitaire ideologieën die steeds meer aanhang kregen in het begin van de twintigste eeuw. We hebben het dan over het communisme, het nationaalsocialisme en het fascisme.


Communisme

Rusland trok zich in de Eerste Wereldoorlog in 1917 terug, omdat er een communistische revolutie gaande was in het land. De leider van de revolutie was Lenin. Onder zijn leiding werd Rusland een communistisch land en ging het verder als de Sovjet Unie. Het communisme gaat er van uit dat iedereen gelijk is en dat iedereen voor welke baan dan ook hetzelfde zou moeten verdienen.


Fascisme

In Italië kwamen de fascisten aan de macht in 1922, onder leiding van Benito Mussolini. Bij de fascisten werd geweld verheerlijkt. Zij waren zeer nationalistisch en trots op Italië. Italië moest weer net zoals het Romeinse Rijk groot en welvarend worden. Met een sterke leider als Mussolini moest dit gaan gebeuren.


Nationaalsocialisme

Het fascisme in Duitsland had een eigen vorm. Deze noemen we het nationaalsocialisme. Het nationaal socialisme had als extra kenmerken de Jodenhaat en de verheerlijking van het eigen ras. Dit ging natuurlijk hand in hand met racisme. De leider van het nationaalsocialisme in Duitsland was Adolf Hitler. Hij was de leider van de politiek partij die de nationaal socialistische Duitse arbeiderspartij heette, de NSDAP.


Tijdens 1929 heerste er een enorme armoede in Duitsland, door de economische crisis en de herstelbetalingen die Duitsland moest doen na de Eerste Wereldoorlog. In deze onrust greep Hitler in 1933 de macht en werd hij regeringsleider. Toen in 1934 Paul von Hindenburg stierf, werd Hitler alleenheerser over Duitsland. Vanaf nu was hij de Führer van Duitsland.


Er is een aantal overeenkomsten tussen deze drie totalitaire regeringsvormen. Zo wilden ze allemaal het leven, denken en voelen van de burger controleren en beïnvloeden. Er was een partij met een leider. Kritiek of verzet werd niet getolereerd en individuele vrijheid was er niet.


Propaganda

Deze totalitaire ideologieën maakte volop gebruik van propaganda. Propaganda wordt gebruikt om de gewone burger te overtuigen van het juiste beleid. Er wordt bewust foutieve of verzonnen informatie verspreidt. Zo kunnen er zondebokken worden aangewezen en wordt de eigen leider de hemel in geprezen. Hitler had zelfs een speciale minister van propaganda: minister Goebels. Doordat de bevolking werd onderdrukt en er sprake van censuur was, werkte de propaganda extra goed. Er was geen ruimte voor een andere mening dan die van de Nazi’s. Kranten die dit toch wilden publiceren kwamen uiteindelijk niet bij de burger terecht. Het hardop uitspreken van andere ideeën kon zelfs leiden tot gevangenisstraf, of je werd naar een concentratiekamp gestuurd.


Massaorganisaties

In Nazi Duitsland werd er volop gebruik gemaakt van massaorganisaties. Zo waren er massaorganisaties voor jongens, de Hitlerjugend, en voor meisjes, de Bund Deutscher Madel. De Hitlerjugend was opgericht om de jongere generaties mannen klaar te stomen tot een perfecte Nazi. De Sovjet Unie had de Komsomol. Het idee van dit soort massaorganisaties was om de bevolking te indoctrineren, om het verzet zo klein mogelijk te houden.


De Tweede Wereldoorlog

Hitler had stukje bij beetje Duitsland klaar gestoomd voor een nieuwe oorlog, door een groot en machtig leger op te bouwen. Hitler nam stukken land in, zoals Sudetenland in Tsjechoslowakije. Engeland en Frankrijk hadden geen zin en waren niet klaar voor een nieuwe oorlog. Daarom stonden dit allemaal maar toe. Dit noemen we appeasementpolitiek. Totdat Duitsland in 1939 Polen aanviel: toen verklaarden Engeland en Frankrijk Duitsland de oorlog.


De Tweede Wereldoorlog was begonnen. Hitler maakte gebruik van een nieuwe techniek: de Blitzkrieg. Met de hulp van tanks en vliegtuigen werd de tegenstander overrompeld. De veelal verouderde legers van de andere Europese landen hadden geen kans tegen het moderne Duitse leger. In korte tijd veroverde Nazi-Duitsland Polen, Frankrijk, België, Luxemburg, Nederland, Denemarken en Noorwegen. Vanaf 1940 begon Hitler ook het vaste land van Engeland met vliegtuigen aan te vallen. De Engelse konden de strijd in de lucht bijna niet meer voortzetten, toen Hitler besloot om over te gaan op een nieuwe techniek. Het gevecht tussen Engeland en Duitsland in de lucht noemen we de slag om Engeland.


Tweefronten-oorlog

Duitsland had met de Sovjet Unie in 1939 een niet-aanvalsverdrag afgesloten. Zo werd Polen zelfs opgedeeld tussen beide landen. Hitler had echter een grote afkeer voor de communisten. In zijn achterhoofd wist hij dat hij de Sovjet Unie altijd nog een keer zou aanvallen. Toen de andere Europese landen bijna geen verzet meer konden bieden, besloot hij in 1941 over te gaan op de aanval. Het Russische leger was verre van klaar voor een oorlog. Hierdoor konden de Duitsers tot ver in Rusland geraken, met weinig tegenstand. De Duitsers vermoorden vele burgers en staken hele dorpen in brand in hun opmars naar Moskou.


Het grootste gevecht en ook het kantelpunt aan het oostfront in de oorlog was de slag om Stalingrad tussen 1942 en 1943. Het was de eerste grote klap die Duitsers te verwerken kregen. Na dit moment begonnen de Russen stukje bij beetje het verloren terrein terug te winnen. Duitsland was nu verwikkelt in een tweefronten-oorlog. In het westen vochten ze tegen Engeland en de Amerikanen, in het oosten tegen de Sovjet Unie.


Totale oorlog

De oorlog kwam in Europa ten einde in mei 1945. In Azië duurde de oorlog nog wat langer, en kwam het pas ten einde na het gebruik van twee atoombommen, die door de Amerikanen op Japan gevuurd werden. Als we het over de Tweede Wereldoorlog hebben, spreken we van een totale oorlog. Dit houd in dat, net zoals tijdens de Eerste Wereldoorlog, er een grote impact was op het leven van de gewone burger. Alles in het leven van de mens stond in het teken van de oorlog. Er vielen duizelingwekkend veel slachtoffers, waaronder ook veel burgers.


Jodenvervolging en de Holocaust

De discriminatie van de Joden begon al veel eerder dan het begin van de oorlog. In 1935 werden de rassenwetten van Neurenberg opgesteld. Vanaf dat moment waren de Joden geen Duits staatsburger meer en werd het Duitsers verboden om met Joden te trouwen. Het echte geweld tegen de Joden begon tijdens de Kristalnacht in 1938. Deze heeft zijn naam te danken aan de vele synagogen en Joodse winkels die in deze nacht verwoest werden. Eerst werden de Joden naar speciale wijken gestuurd waar ze met elkaar moesten wonen, zogenoemde getto’s. Toen de oorlog eenmaal begonnen was, werden de Joden vanuit heel Europa massa vervoerd naar concentratiekampen om later vergast te worden in de gaskamers. Een massale uitmoording van een groep mensen noemen we genocide, en die van de Tweede Wereldoorlog noemen we de Holocaust.


De Duitse bezetting van Nederland

Nederland wilde net zoals tijdens de Eerste Wereldoorlog neutraal blijven en zich buiten de oorlog houden. Toch werd Nederland door Duitsland aangevallen op 10 mei 1940. Het Nederlandse leger was hopeloos verouderd, maar hield goed stand tegen het moderne Duitse leger, voornamelijk bij de afsluitdijk. De Duitsers riepen een ultimatum af. Als Nederland zich niet zou overgeven, zou Rotterdam worden gebombardeerd. Nederland gaf geen gehoor en Rotterdam werd inderdaad plat gebombardeerd. De regering en koningin vluchtten naar Engeland. Dit was het begin van de Duitse bezetting van Nederland. Nederlandse bestuurders mochten hun werk houden, behalve de Joden.


Sommige Nederlanders probeerden er het beste van te maken. Zij richtten de Nederlandse Unie op, om zo de Nederlandse waarden te beschermen. Deze werd echter al snel verboden, omdat er te weinig steun zou zijn naar de Duitsers toe. De mate van terreur en onderdrukking nam steeds meer toe. Mensen moesten hun huis uit of werden gedwongen om als arbeider voor de Duitse oorlogsmachine te werken. Er was wel wat verzet, maar niet heel veel. Radio’s werden verboden en spullen werden in beslag genomen om de Nederlanders in toom te houden. Naast de mensen in het verzet, waren er ook Nederlanders die collaboreerden. Dit betekend dat je met de vijand samenwerkt. De meeste Nederlanders deden echter niks en pasten zich aan, voor zover dat mogelijk was.


De hongerwinter

Doordat veel spullen in beslag werden genomen en voedsel naar Duitsland moest om de oorlogsmachine draaiende te houden, werd het leven in Nederland steeds moeilijker. Dit kwam op zijn hoogtepunt in de winter van 1944-45. Er was bijna geen voedsel en brandstof. We noemen deze periode de hongerwinter. Mensen aten bloembollen en staken alles in de fik dat kon branden, om maar een beetje warm te blijven. Nederland was op 5 mei 1945 uiteindelijk helemaal bevrijd. Aan het eind van de oorlog waren er een kwart miljoen Nederlanders gestorven.