NSDAP
Hitler was partijleider van de NSDAP: de Nationaal Socialistische Duitse ArbeidersPartij. De ideologie en beleidsplannen zijn uit te leggen aan de hand van vier kenmerken:
1. Rassenleer. Hitler dacht dat de wereld opgedeeld was in verschillende rassen en dat één daarvan superieur was: volgens hem het ‘Arische ras’. Duitsland moest gezuiverd worden van alle andere rassen, maar met name van het joodse volk. Zo’n anti-Joodse houding wordt antisemitisme genoemd.
2. Een Duitse grootmacht. Duitsland moest weer een grote wereldmacht worden. Hitler wilde dit voor elkaar krijgen door afstand te nemen van de afspraken die in het Verdrag van Versailles gemaakt waren. Hij zou de herstelbetalingen stopzetten en de verloren Duitse grondgebieden terugwinnen.
3. Herstel van de economie. Dit hangt samen met het tweede punt. Door grondstofrijke gebieden terug te veroveren en de schadevergoedingen stop te zetten, zou Hitler de Duitse economie weer opbouwen.
4. Sterk leiderschap. Hitler zou voor sterk leiderschap zorgen, waarbij snelle beslissingen werden gemaakt. Het tegenovergestelde van de bestuurlijke chaos die de Weimarrepubliek kenmerkte. Hitler vond dat het land bestuurd moest worden door een sterke leider die zelf, zonder te veel te hoeven overleggen met andere partijen, de knopen kon doorhakken. Dit zou beter zijn voor het land.
Hoe kon Hitler succesvol worden in Duitsland?
Hitler bevond zich in de perfecte situatie om zijn macht uit te breiden. Het Duitse volk had namelijk zware jaren achter de rug. De economische crisis van 1924 en daarna de economische wereldcrisis van 1929 zorgden voor moeilijke financiële tijden in Duitsland. Hitler beloofde de economie weer te herstellen, wat voor veel arbeiders als muziek in de oren klonk. De zware herstelbetalingen die aangenomen waren door de politici van de Weimarrepubliek en hun falen om Duitsland weer op de rit te krijgen, kwamen goed uit voor Hitler. Het volk was haar geloof kwijt in het democratisch bestuur en daardoor kon Hitler zijn functie als sterke leider doorvoeren.
Onder leiding van Hitler kon de ultrarechtse en antisemitische partij uitgroeien tot een massapartij. Hitler had dus gedeeltelijk geluk met hoe de politieke en economische situatie in de jaren na de eerste wereldoorlog was gelopen. Hier kon hij perfect op inspelen.
Toen Hitler eenmaal aan de macht was gekomen, wist hij de economie van Duitsland te verbeteren. Dit deed hij door industrialisatie aan te moedigen. Hij zorgde voor werk door nieuwe wegen te laten bouwen en het staatsleger werd uitgebreid. Door zich niks aan te trekken van het Verdrag van Versailles en de werkloosheid aan te pakken, zoals hij beloofd had in zijn verkiezingsprogramma, steeg Hitler’s populariteit enorm.
Politieke opmars van Hitler
In 1933 werd het Duitse parlement in de fik gestoken. Een Nederlandse communist werd hiervan beschuldigd. Het is niet duidelijk of deze man ook daadwerkelijk de stichter van de brand was; Hitler was er namelijk heel goed in om mensen over één kam scheren. De brand was een perfecte aanleiding om te laten zien dat alle communisten fout waren. Hitler verbood - als gevolg van de brand - communistische partijen in het Duitse parlement.
Later in 1933 werd Hitler benoemd tot Rijkskanselier van Duitsland, na het winnen van de verkiezingen. De functie van Rijkskanselier is ongeveer hetzelfde als die van een president. Kortom: Hitler’s partij was de grootste partij geworden in het Duitse parlement. Kort na de verkiezingsoverwinning was Hitler al veranderingen in het politieke systeem aan het doorvoeren. Een hele belangrijke was het aannemen van de machtigingswet. Deze wet zorgde ervoor dat Hitler zonder toestemming van de Rijksdag - de Duitse Tweede Kamer - wetten kon doorvoeren. Dit was dan ook het einde van de Weimarrepubliek en het begin van Nazi-Duitsland.
Totalitaire staat
Hitler was een totalitaire staat aan het opbouwen. Een totalitaire staat is een staat die op een bepaalde manier wordt bestuurd door één politieke partij. Het is een vorm van een dictatuur: er is namelijk maar één ideologie toegestaan, en dat is die van de staatspartij. In 1934 stierf de toenmalige Duitse president Von Hindenburg aan ouderdom. Hitler hoefde nu aan niemand meer verantwoording af te leggen en nam de taken over van de oude president. Dit was het moment dat Hitler alle touwtjes in handen had en alleenheerser van Duitsland werd.
Het totalitaire bestuur van Hitler was ook terug te zien in de maatschappij. Met behulp van Joseph Goebbels - de propagandaminister van Hitler - wisten de Nazi’s het Duitse volk te indoctrineren. Er werd een strenge censuur ingesteld in nazi-Duitsland. Boeken die geschreven waren door joodse of andersdenkende schrijvers werden verboden. Ook werd de media streng in de gaten gehouden door de nazi’s: kranten kantoren werden bedreigd als ze commentaar hadden op het beleid. De nazi’s beperkten de vrijheid van het Duitse volk, maar toch kreeg het regime van de Nazi’s steun van grote delen van de bevolking. Dit kwam doordat ze zorgden voor een snel economisch herstel.