Soorten bedreigingen
De bedreigingen voor de veiligheid van groepen mensen, de bewoners in een land of maatschappij worden in drie categorieën onderverdeeld:
1. Bedreigingen van natuurlijke aard.
2. Bedreigingen van technologische aard.
3. Bedreigingen van sociale aard, bijvoorbeeld:
- terrorisme
- (burger-)oorlog,
- oproer, opstanden
- criminaliteit.
Het zijn allemaal verschijnselen die de maatschappelijke samenhang van de groepen in een maatschappij, de sociale cohesie, de bindingen tussen de leden en groepen, kunnen aantasten.
Bedreigingen en de invloed van mensen
1. De bedreigingen van natuurlijke aard, zoals stormen, overstromingen of andere klimatologische oorzaken die dagelijks leven ontwrichten, of de genoemde meteoorinslag of het uitbreken een (pan)epidemische ziekteverwekker zoals Corona. Op de oorzaken daarvan hebben mensen in het algemeen geen invloed.
Hoewel dit ook niet helemáál waar is, want Corona lijkt in China begonnen te zijn door onhygiënische situaties met dieren op markten. Ook overstromingen kunnen voorkomen door de verhoging van de zeespiegel door het smelten van de ijskappen van de polen door de opwarming van de aarde, en door uitstoot van de industrie. In elk geval hebben ze invloed op de organisatie van een maatschappij: van de overheid wordt verwacht dat ze de inwoners beschermt en voor oplossingen van de problemen zorgt. Door technologische ontwikkelingen zijn veel van die gevaren waartegen men vroeger machteloos was, geheel of gedeeltelijk onschadelijk gemaakt. Met vaccinaties zijn besmettelijke ziekten teruggedrongen, er zijn deltawerken die het land in Zeeland beschermen. Ook de landbouw is met wetenschappelijke kennis zo gemoderniseerd dat hongersnood in Nederland en andere rijke landen niet meer voorkomt.
2. Maar er zijn ook bedreigingen van technologische aard, en daar gaat het sowieso om de mogelijke gevolgen van menselijk handelen. Denk aan industriële ongevallen in kerncentrales, bij brand of explosie in publieke gebouwen, ernstige lucht-, water- of bodemverontreiniging, uitval van systemen (water-, voedsel-, energie- of communicatievoorziening) en gentechnologie.
Het komt erop neer dat een grote mate van materiële zekerheid en technologische ontwikkeling gelijk opgaat met grote risico’s. Kenmerkend voor deze ontwikkeling, de ‘nieuwe risico’s’, is dat het gaat om mogelijke gevolgen van menselijk handelen, die nog onbekend zijn. Ook de maatregelen die je ertegen zou kunnen nemen, zijn nog onbekend.
Het zijn de zogeheten maatschappelijke actoren die de beslissingen daarover moeten nemen. Actoren zijn individuen, instellingen of organisaties die doorslaggevende invloed hebben op het maatschappelijk proces: zoals bedrijven, de politiek en het openbaar bestuur. Ulrich Beck, socioloog, noemt het de ‘risicomaatschappij’. De maatschappij waarin soms niet duidelijk is wie er verantwoordelijk is voor de risico’s van al die ontwikkelingen, en dat men het daar niet over eens kan worden, noch over de juiste aanpak ervan. De overheid moet dat dan oplossen, vindt men. Er moeten regels voor komen.
(On)veiligheid als maatschappelijk en politiek probleem
Mensen vinden onveiligheid en veiligheid een van de belangrijkste maatschappelijke vraagstukken, zo blijkt uit bevolkingsonderzoeken. Alleen daarom al is het een sociaal vraagstuk. Onveiligheid is tegelijk ook een politiek vraagstuk, omdat het verschaffen van veiligheid voor de burgers een basisfunctie van de overheid is: de overheid moet de orde handhaven. Zij is daartoe door de burgers niet voor niks gemachtigd, gelegitimeerd. Het moet de veiligheid zelfs vergroten.
Objectieve en subjectieve (on)veiligheid
Bij objectieve (on)veiligheid gaat het om het aantal misdrijven en ongevallen dat plaatsvindt. Het is meetbaar en dus makkelijk vergelijkbaar. Aan de statistieken kan je zien of het er meer of minder zijn, en dus zegt men dan dat de veiligheid groter of minder groot is geworden. Politici kunnen daar baat bij hebben om bepaalde kiezers te trekken, kiezers die sterke gevoelens van onveiligheid hebben bijvoorbeeld.
Toch moet je uitkijken met die zogenaamde objectieve cijfers. Als bijvoorbeeld de politie meer geld en mogelijkheden krijgt om criminaliteit te bestrijden, zal je even later zien dat de criminaliteitscijfers stijgen: ja, ze hebben dan meer criminaliteit kunnen opsporen. Die cijfers zijn dus altijd relatief. Bij subjectieve (on)veiligheid gaat het om gevoelens van (on)veiligheid van de burgers. Ook in een omgeving die objectief veilig is, kunnen burgers zich toch onveilig voelen. Er gaapt vaak een kloof tussen ‘objectieve’, volgens de maatstaven van wetenschap en techniek berekende, risico’s, en de maatschappelijke perceptie, de beeldvorming, van risico’s.
Beeldvorming rondom (on)veiligheid
Hoe mensen de risico’s inschatten voor wat betreft de bedreiging van hun veiligheid (hoeveel en welke?) wordt beïnvloed door de informatie die zij daarover ontvangen, of kiezen. Het wordt beïnvloed door de berichtgeving over de bedreigingen van hun veiligheid. Die informatie krijgen ze van:
• Buren en kennissen en familie, maar voor een belangrijk deel ook door
• Media. Het zijn de media die de beeldvorming hierover creëren, de publieke opinie beïnvloeden. Kranten, internet, tv. Het belang dat ze eraan geven. De sappige details die ze benadrukken. Dat bepaalt weer de prioriteit die politici eraan geven in hún uitingen.
Zo wordt dan het subjectieve gevoel van veiligheid of onveiligheid gevoed. Je begrijpt dat selectiviteit een grote rol speelt daarbij. Oftewel: het is maar wat je wilt zien, zowel bij de ontvangers als producenten van berichten. Bij ontvangers kan angst een grote rol spelen, bij producenten overdrijving, uit de behoefte aan grotere aandacht. Ook door concurrentie of sensatiezucht. In beide gevallen wordt de werkelijkheid uitvergroot. Het zijn dan sommige media die de angst vergroten, maar het zijn ook veel consumenten van die media, die zoeken naar bevestiging van hun angst door ze juist op te zoeken, zo blijkt uit onderzoek.
Veiligheidsutopie
Veiligheidsutopie is het samenbrengen binnen een systeem of maatschappij van twee tegengestelde behoeften: aan de ene kant behoefte van de burger aan optimale vrijheid binnen het systeem, aan de andere kant de eis van veiligheid. Die twee behoeften zouden in strijd met elkaar zijn, want optimale vrijheid van de een of ene groep, kan de vrijheid van de andere in gevaar brengen, zo luidt de redenering.
De optimale vrijheid van mening even van de een, kan de ander diep kwetsen. De overheid moet daartussen laveren. De beginselen van de rechtsstaat moeten burgers beschermen tegen bedreigingen als terrorisme, criminaliteit, uitbuiting, overlast. Dat heet rechtshandhaving. Tegelijk moeten ze respect en vrijheid voor de individuele burgers garanderen, rechtsbescherming. Dit kan soms tot een dilemma leiden.