Samenvatting voor Nederlands - Tekstsoorten
Op het centraal examen krijg je één of twee schrijfopdrachten. Zo’n opdracht begint met een beschrijving: een verhaal over een situatie waarin jij de hoofdpersoon bent. Daarna komt de opdracht zelf: een brief schrijven, een affiche maken enzovoort.
Tekstsoorten
Elke tekstsoort heeft zijn eigen doel en kenmerken. Bij een brief bestaat bijvoorbeeld een vaste indeling (plaats, datum, aanhef, inleiding, kern, afsluiting) maar ook een artikel heeft eigen indeling en vorm. De meest voorkomende tekstsoorten heb je al vaker geoefend. Een klein overzicht met de vaste kenmerken:
Soort tekst
(nieuws)bericht, handleiding, artikel
Advertentie, folder, reclame, affiche
Brief, e-mail
Recensie
Strip, verhaal, gedicht, mop
Doel
Informatie geven
Activeren (de lezer moet iets gaan doen)
Informatie geven (persoonlijk of zakelijk, formeel of informeel)
Beschouwen (de lezer een mening laten vormen)
Amuseren (de lezer laten genieten)
Kenmerken
Uitleg, titel, inleiding-kern-slot
Pakkende titel, niet teveel tekst, opmaak is belangrijk
Vaste indeling (datum, plaats, betreft-regel bij een brief) aanhef, inleiding-kern-slot, afsluiting
Titel, inleiding-kern-slot, gebruik van beoordelingswoorden, argumenten
Prettig om te lezen, gebruik van humor, fantasie
Voor deze teksten heb je informatie nodig die je uit de beschrijving bij de examenopdracht haalt. Die moet je dus goed en aandachtig lezen!
Zo pak je een schrijfopdracht aan: werk volgens een plan!
Gebruik de 5-stappenmethode (LAOSC)
Stap 1 Lezen: Lees de beschrijving en de opdracht nauwkeurig. Bedenk: - Wat voor soort tekst moet ik schrijven. - Wat is het doel? - Wat is het publiek?
Stap 2 Aanstrepen: kijk goed, wat moet je allemaal in de tekst zetten? Streep deze informatie aan in je examenboekje.
Stap 3 Ordenen: Zet de gegevens die je moet gebruiken in een logische volgorde. Maak zo een schrijfplan. In je schrijfplan schrijf je de vorm van je tekst per onderdeel kort onder elkaar. Kijk maar in het voorbeeld.
Stap 4 Schrijven: Werk je tekst uit op het werkblad.
Stap 5 Controleren: Controleer of alle informatie goed in de tekst hebt gezet. Spoor taal- en spelfouten op en verbeter ze.