Nieuwe partijen en politieke denkbeelden
Sinds de afschaffing van het districtenstelsel in 1917 ging men meer op partijen stemmen dan op individuele kandidaten. Dat was geen vreemde ontwikkeling; het kwam voort uit drie veranderingen in de maatschappij:
1. In de 19e eeuw kwamen er veel nieuwe, sociale of ook wel maatschappelijke bewegingen op.
2. Er waren nieuwe economische ontwikkelingen, bijvoorbeeld dankzij veranderingen in de industrie.
3. De machtsverhoudingen veranderden: het volk kreeg steeds meer te zeggen.
Goed, er ontstonden in Nederland daardoor dus nieuwe politieke stromingen, bewegingen, en partijen. Daarmee kwamen er nieuwe ideeën en denkbeelden over hoe de maatschappij georganiseerd moest worden, hoe het land bestuurd moest worden en met welke wetten dit geregeld zou moeten worden.
Als je deze onderwerpen weer onderverdeeld, dan zie je dat er in de 19e eeuw in het algemeen drie politieke stromingen ontstonden: liberalisme, socialisme en confessionalisme. De aanhangers van deze stromingen heten liberalen, socialisten en confessionelen.
Wat is het liberalisme?
Liberalen vinden dat de overheid – de bestuurders van het land – zich met zo min mogelijk zaken moet bemoeien. Aanhangers van het liberalisme willen zo veel mogelijk vrijheid voor iedereen, maar binnen de grenzen van de wetten. In de praktijk betekende dit destijds dat de rijken het voor het zeggen hadden. De eerste liberale partij heette de Liberale Unie (1885). Hun voorman, Thorbecke, ken je als het goed is van de grondwet. De Liberale Unie werd voornamelijk gesteund door rijke burgers die zich in de hogere klasse bevonden.
Wat is het socialisme?
Het socialisme komt op voor arbeiders; mensen met weinig bezig en daardoor weinig kansen. Zij moeten werken en geld verdienen in dienst van anderen om te kunnen leven. Arbeiders hadden destijds weinig rechten en werden uitgebuit door de eigenaren van fabrieken en bedrijven, volgens de socialisten. Volgens het standpunt van socialisten moet de overheid degenen zonder (veel) bezit beschermen en helpen. Een van de eerste socialistische partijen was de SDAP Partij: de Sociaal-Democratische Arbeiders Partij (1894). Hun voorman, Pieter Jelles Troelstra, deed in 1918 een mislukte poging tot een revolutie.
Wat is het confessionalisme?
Tot het confessionalisme behoorden de mensen in Nederland toe die bij een christelijke kerk hoorden. Het waren voornamelijk protestanten, gereformeerden en rooms-katholieken. Zij wilden dat de denkbeelden en waarden uit de bijbel in de wetten en het onderwijs terug te vinden waren. De mensen (de bevolking) moet onderdanig zijn aan de door God gegeven overheid, vinden zij. Binnen het confessionalisme zijn er twee stromingen:
1. De Anti-Revolutionaire Partij (1879) van voorman Abraham Kuyper wilde het gewone volk onder de christelijken vertegenwoordigen.
2. De Rooms-Katholieke Staatspartij onder leiding van Herman Schaepman probeerde de positie van de rooms-katholieken versterken, met de richtlijnen van de Paus als uitgangspunt
Vrouwenemancipatie
In de periode van ruwweg 1840 tot 1930 kwamen er ook andere sociale bewegingen op. Een voorbeeld hiervan is de vrouwenemancipatie. Vrouwen waren in de 18e en 19e eeuw in sociaal opzicht nog behoorlijk achtergesteld op mannen. Dit is nog steeds deels het geval, kijk bijvoorbeeld maar naar het aantal vrouwen in topfuncties bij grote bedrijven. In 1889 werd daarom de VVV, de Vrije Vrouwen Vereniging, opgericht door Wilhelmina Drucker. Zij voerde actie voor het krijgen van kiesrecht voor vrouwen. Dat lukte pas in 1919.
Ook eiste de VVV toegang voor vrouwen tot het hoger onderwijs. Tot dan toe konden vrouwen na de lagere school namelijk alleen als onderwijzeres in het lager onderwijs terecht, of als vroedvrouw, schoonmaakster of werkster in de fabriek. Zelfs vrouwen uit de hogere klassen hadden weinig beroepsmogelijkheden. Huisvrouw, ja, maar de man was het hoofd van het gezin en de baas over alles. Vrouwen mochten geen geld verdienen.
Feminisme
De feministische beweging, tussen 1870 en 1920, heet de Eerste Feministische Golf. Aletta Jacobs was daar belangrijk in. Pas in 1907 werd de Wet op de Arbeidsovereenkomst aangenomen in het parlement. Daarin stond dat vrouwen het door hen verdiende geld zelf mochten houden. Tot dan toe ging het namelijk naar hun man. Een idiote situatie, je kan het je dat haast niet meer voorstellen. Toch zijn er nog steeds maatschappijen waarin de man alles bepaalt.
De schoolstrijd
In de periode rond 1900 ging scholing een steeds belangrijkere rol spelen, vooral als het ging om de scholing van vrouwen en de scholing van arbeiders. Arbeiders werden destijds ook ‘bezitlozen’ of ‘kanslozen’ genoemd.
In 1901 werd de eerste Wet op de Leerplicht in Nederland ingesteld. Kinderen van 6 tot 12 jaar moesten verplicht onderwijs volgen. Vóór die tijd zorgden de rijken er toen wel voor dat hun kinderen onderwijs kregen, maar de armen hadden daar geld geen voor. Kinderen moesten meehelpen in het huishouden of in de fabriek, terwijl er genoeg talent onder hen was. Dat ging dus veranderen.
De politieke stromingen in Nederland hadden veel verschillende ideeën over hoe dat georganiseerd en vooral betaald moest worden. Veel confessionelen wilden eigenlijk dat alle kinderen verplicht christelijk onderwijs zouden krijgen, gebaseerd op de bijbel. Maar liberalen en socialisten vonden dat onzin. Scholen moesten neutraal zijn, vonden ze, georganiseerd en betaald door de overheid: de staat. Iedereen moest toegang hebben tot de openbare school, het openbaar onderwijs.
Er werd veel en lang over geruzied in Nederland, en daarom noemen we dit de schoolstrijd. Moest de staat alleen betalen voor het openbaar onderwijs, of ook voor het bijzonder (bijvoorbeeld godsdienstig) onderwijs? De confessionelen wilden dat laatste, en zij wonnen die strijd. De liberalen gaven toe, als de confessionelen dan ook voor het algemeen kiesrecht zouden stemmen.
De laatstgenoemde gebeurtenis vond plaats in 1917. Dit einde van de Schoolstrijd heet de Pacificatie van 1917. Letterlijk vertaald betekent dit ‘vredesluiting’. Het was die grondwetswijziging van '17 waarin ook het algemeen kiesrecht voor mannen werd ingevoerd en waarin het districtenstelsel werd afgeschaft.
Verzuiling
Ook nieuw in de Nederlandse maatschappij rond 1900 was het ontstaan van een klasse van arbeiders. Je had natuurlijk altijd al de landarbeiders, maar fabrieksarbeiders waren nieuw. Wat er vooral nieuw aan was, was dat deze arbeiders zich gingen verenigen. Je kreeg socialistische partijen en later kwamen er ook vakbonden. Vakbonden werden eerst nog verboden! Ja, de schrik zat er goed in bij de rijken.
Ondertussen werden de tegenstellingen tussen de stromingen steeds groter. Men begon zich daardoor op alle mogelijke gebieden te verenigen: op basis van geloof, levensovertuiging en politieke opvattingen. Dit noemen we de verzuiling van Nederland.
Verzuiling is de verdeling van de samenleving in groepen; groepen van gelijke klasse of geloof, levensovertuiging. De contacten tussen die groepen waren beperkt: er was zelfs een behoorlijke vijandigheid tussen hen. Je zag dat al tijdens de schoolstrijd.
Je kreeg dus christelijke, katholieke, en socialistische partijen en vakbonden, maar het ging veel verder dan dat. Ook sportverenigingen, radio-omroepverenigingen (tv was er nog niet), kranten, tijdschriften, koren, en natuurlijk de openbare en bijzondere scholen (katholiek en protestants) gingen zich verenigen. Elke zuil (groep) wilde zo veel mogelijk invloed op het openbare leven.
Ontzuiling
Deze verzuiling heeft zo'n honderd jaar geduurd. Zelfs het ondergrondse verzet tijdens de bezetting in 1940-1945 in Nederland was nog verzuild.
Pas in 1965 begon de zogeheten ontzuiling. Onder invloed van onder andere de popcultuur en linkse studentenbewegingen ontstond er steeds meer verzet tegen het autoritaire gedrag van opvoeders, politici, schoolleidingen, justitie, politie: kortom, alle gezagsdragers. Het was een nieuwe, vrije tijdgeest, aangewakkerd door een jeugdcultuur. Daardoor kwam er meer openheid en medezeggenschap. Zo verdwenen onder andere de door godsdienst voorgeschreven strenge gedragsregels. Er ontstond ontkerkelijking en er kwam meer openheid over seks. Ook de regels voor kleding en haardracht werden vrijer. Kortom: de invloed van de zuilen verpulverde... en heeft nu nauwelijks invloed meer.