Hoi! In deze video met uitleg voor Nask 2 gaan we het hebben over zuivere stoffen en mengsels. Veel succes met leren!
1. Zuivere stoffen en mengsels
![](/uploads/profile_6ed5426583_df2ddf6f2f.png)
![Thumbnail](https://blob.digistudies.nl/uploads/default_thumbnail_e0f92efd7e_14be91a63b.png)
![Thumbnail](https://blob.digistudies.nl/uploads/default_thumbnail_e0f92efd7e_14be91a63b.png)
![Thumbnail](https://blob.digistudies.nl/uploads/default_thumbnail_e0f92efd7e_14be91a63b.png)
![Thumbnail](https://blob.digistudies.nl/uploads/default_thumbnail_e0f92efd7e_14be91a63b.png)
![Thumbnail](https://blob.digistudies.nl/uploads/default_thumbnail_e0f92efd7e_14be91a63b.png)
Hoi! In deze video met uitleg voor Nask 2 gaan we het hebben over zuivere stoffen en mengsels. Veel succes met leren!
Samenvatting voor NaSk 2 - Zuivere stoffen en mengsels
Zuivere stoffen bestaan uit één soort molecuul, terwijl mengsels uit meerdere soorten moleculen bestaan. Zuivere stoffen hebben dus een vaste samenstelling. Mengsels kunnen verschillende verhoudingen van componenten hebben, en hun samenstelling kan variëren.
In het dagelijks leven komen we meestal mengsels tegen, terwijl zuivere stoffen vaker in laboratoria en industriële processen worden gebruikt. Je moet van een aantal stoffen uit kunnen leggen of het een zuivere stof of een mengsel is en wat de hoofdbestanddelen zijn.
Ten eerste zuivere stoffen, dus stoffen die bestaan uit één soort molecuul. Er zijn natuurlijk heel veel zuivere stoffen, maar drie hiervan moet je in ieder geval kennen.
Dan mengsels, dus stoffen die bestaan uit een combinatie van zuivere stoffen. Hiervan moeten we een aantal voorbeelden kennen.
We hebben nu een aantal voorbeelden van mengsels besproken. Deze mengsels kunnen we onderverdelen in een aantal verschillende soorten die we in het dagelijks leven tegenkomen.
Een oplossing is een mengsel waarin een stof gelijkmatig is verdeeld in een andere stof. Meestal is één stof een vloeistof, zoals water, waar een andere stof in opgelost is. Een voorbeeld is suiker opgelost in water, waarbij het water de suikeroplossing wordt. Een ander voorbeeld is zout opgelost in water, wat we zoutwater noemen. Een oplossing kan ook bestaan uit twee vloeistoffen
Een emulsie is een mengsel van twee vloeistoffen die normaal niet goed mengen, zoals olie en water. Doordat het niet helemaal goed mengt zweven er eigenlijk druppeltjes van de ene stof in de andere stof. Voorbeelden van emulsies zijn boter, melk en crème. In boter zitten kleine druppeltjes vet die in water zijn verdeeld. Melk is een emulsie van vetdruppeltjes en water, en crème is een dikkere versie van melk met meer vet.
Een suspensie is een mengsel waarin vaste deeltjes in een vloeistof zweven, maar na een tijdje naar de bodem zakken omdat ze zwaarder zijn. Modder, bijvoorbeeld, is een mengsel van water en kleine stukjes aarde en steen. Verf is een suspensie van kleurpigmenten in een vloeistof, die samen zorgen voor de kleur die je op de muur ziet.
Schuim is een mengsel van een gas, zoals lucht, en een vloeistof. De vloeistof vormt kleine belletjes die het gas vasthouden. Voorbeelden van schuim zijn het schuim op een glas limonade, slagroom of het schuim in een bad met zeep. Schuim kan zacht en luchtig aanvoelen, maar kan ook stevig zijn, zoals in een matras (in dat geval is de vloeistof in het productieproces gestold tot een vaste stof).
Rook is een mengsel van vaste deeltjes, vloeistoffen en gas. Je ziet het bijvoorbeeld als je iets verbrandt, zoals hout in een kampvuur. De rook bevat kleine deeltjes as, waterdamp en gassen die vrijkomen tijdens het verbrandingsproces.
Nevel is een mengsel van kleine waterdruppeltjes die in de lucht zweven. Het lijkt op mist, maar is lichter en vaak lager bij de grond. Nevel ontstaat meestal in de ochtend of avond, wanneer de lucht afkoelt en het vocht condenseert tot kleine druppeltjes.
Een legering is een mengsel van twee of meer metalen die samen worden gesmolten. Legeringen worden vaak gemaakt om de eigenschappen van de metalen te verbeteren, zoals hun sterkte, flexibiliteit of weerstand tegen roest. Enkele voorbeelden van legeringen zijn:
Van de buitenkant kan je doorgaans niet makkelijk zien of je met een zuivere stof of met een mengsel te maken hebt. Om dit te onderzoeken kan je gebruik maken van verschillen in smelt- en kookpunten van een stof. Iedere zuivere stof heeft namelijk een specifieke temperatuur waarbij het smelt (dus van vaste vorm naar vloeibare vorm gaat) of kookt (dus van vloeibaar naar gas).
Als we dus een grafiek zouden maken van de temperatuur van een zuivere stof, dan zou dat er als volgt uitzien (zie video). We zien dat de stof bij lage temperatuur in vaste vorm is. Bij een bepaalde temperatuur gaat het smelten. Dit is het smeltpunt. We zien dat de stof bij dit smeltpunt een bepaalde periode, tijdens het smelten, dezelfde temperatuur blijft. Vervolgens is het vloeibaar.
De temperatuur stijgt verder tot het kookpunt. Tijdens het koken blijft de zuivere stof weer dezelfde temperatuur. Vervolgens is het in gasfase en stijgt de temperatuur weer verder. Overigens kan het ook de andere kant op natuurlijk. Als de temperatuur daalt, en een stof gaat van vloeibare vorm naar vaste vorm, dan stolt het: dit is het omgekeerde van smelten. Het smeltpunt zit dan ook bij dezelfde temperatuur als het stolpunt, alleen de verandering van fase is andersom. We kunnen een zuivere stof dus herkennen aan een grafiek waarbij de temperatuur van de stof hetzelfde blijft tijdens het smeltpunt, stolpunt en kookpunt.
Bij een mengsel zit net even wat anders. Aangezien het bestaat uit meerdere zuivere stoffen, met elk een eigen smeltpunt, zal het niet bij één specifieke temperatuur smelten. We zien weer een stof in vaste vorm waarvan de temperatuur stijgt. Vervolgens gaat het smelten. Echter blijft de temperatuur doorstijgen tijdens het smelten, door de verschillende smeltpunten van de zuivere stoffen. Deze periode waarin het mengsel smelt en de temperatuur door stijgt, noemen we het smelttraject.
Na het smelttraject is het vloeibaar. De temperatuur stijgt door totdat het gaat koken. Weer zal de temperatuur van het mengsel doorstijgen terwijl het aan het koken is, door de verschillende kookpunten van de zuivere stoffen in het mengsel. Deze periode noemen we het kooktraject. Na dit kooktraject is het mengsel in gasfase. We kunnen een mengsel dus herkennen aan een grafiek waarbij de temperatuur van de stof blijft stijgen tijdens het smelten, stollen of koken, in tegenstelling tot een zuivere stof, waarbij de temperatuur gelijk blijft tijdens het smelten, stollen of koken.