In deze video met uitleg voor bedrijfseconomie gaan we het hebben over de balans en waar deze uit bestaat. Vervolgens gaan we het ook hebben over eigen vermogen, liquide middelen en btw.
In deze video met uitleg voor bedrijfseconomie gaan we het hebben over de balans en waar deze uit bestaat. Vervolgens gaan we het ook hebben over eigen vermogen, liquide middelen en btw.
Samenvatting voor bedrijfseconomie - Intro balans en BTW
Een balans bestaat uit twee kanten. Deze kanten moeten, zoals de naam het al zegt, in balans zijn. We kennen de debet- en creditzijde. De posten die aan de debetzijde staan, zijn alle bezittingen van een bedrijf. Ook wel activa genoemd. De posten die aan de creditzijde staan geven aan hoe deze bezittingen gefinancierd zijn. Aan de creditzijde wordt dus het vermogen getoond, deze wordt ook wel passiva genoemd.
Als er aan de linkerkant iets bijkomt, dan moet dat dus aan de rechterkant ook gebeuren; anders is er geen balans meer. Een verandering aan de debetzijde zorgt dus altijd voor een verandering aan de creditzijde, en andersom. Binnen de posten aan een zijde kan wel geschoven worden. Zo kan een bedrijfsmiddel aangekocht worden met geld dat op de bankrekening staat. De post ‘bedrijfsmiddelen’ stijgt dan, en de post ‘liquide middelen’ daalt dan met net zoveel. Deze posten staan beide aan de debetkant, maar aangezien ze elkaar precies opheffen, hoeft er aan de creditzijde dan dus niks te gebeuren.
Een balans is een momentopname. Een foto als het ware, van de financiële staat van een onderneming op een bepaald moment. Twee van deze momentopnames zijn de beginbalans en de eindbalans. De beginbalans, ook wel openingsbalans of startbalans genoemd, is een balans aan het begin van een jaar. Op 1 januari van 2022 worden dus alle bezittingen en het vermogen van de onderneming getoond. De eindbalans maakt een foto van de financiële staat van een onderneming op 31 december 2022. Weer worden dan de bezittingen en het vermogen van de onderneming getoond.
Zo´n momentopname van bepaalde hoeveelheden, zoals bijvoorbeeld je vermogen, noemen we ook wel voorraadgrootheden. Dit zijn dus grootheden van iets wat je meet op één moment. Een momentopname van je voorraad dus.
Stroomgrootheden, daarentegen, zijn grootheden die je meet over een bepaalde periode. Er wordt hier gekeken naar hoeveel euro’s er in een bepaalde periode bij komen of vanaf gaan. Dit zijn dus de hoeveelheden tussen twee voorraadgrootheden in.
Stel dat de voorraad op 1 januari 2022 €50.000 is en dat de voorraad op 31 december 2022 €150.000 is. We kunnen concluderen dat de voorraadgrootheid op 1 januari 2022 €50.000 is en op 31 december 2022 €150.000 is. Hiernaast kunnen we ook een conclusie trekken over de stroomgrootheid. Dit is namelijk de verandering binnen een bepaalde periode. De stroomgrootheid over het jaar 2022 is (€150.000 - €50.000) = €100.000.
Liquide middelen in een balans is de som van contant geld van een onderneming. Dat kan zowel kasgeld zijn als geld op bankrekeningen. Liquide middelen vallen onder bezittingen, en staan dus aan de debetzijde. We weten dat balansen momentopnames zijn. Dus als we balansen van verschillende momenten naast elkaar zetten, kunnen we de ontwikkeling van een bedrijf analyseren. Als we zien dat Houten B.V. op 1 januari 2022, €80.000 liquide middelen heeft en zij hebben op 31 december 2022 €120.000, dan is de verandering in liquide middelen over het jaar 2022: €120.000 - €80.000 = €40.000.
Het eigen vermogen laat als het ware zien: het bedrag dat de eigenaren nog van het bedrijf krijgen. Dit is in eerste instantie dan ook het geld dat de eigenaren zelf in het bedrijf hebben gestopt. Vervolgens kan het eigen vermogen toenemen als er winst wordt gemaakt. Als de winst uitgekeerd wordt aan de eigenaren in de vorm van dividend, dan daalt het eigen vermogen weer. Ook daalt het eigen vermogen als er verlies wordt gemaakt.
Als een bedrijf dus alleen maar verlies draait, dan kan het zelfs een negatief eigen vermogen hebben. Je kunt het eigen vermogen vinden aan de rechterkant, of creditzijde, van de balans van de onderneming, aangezien dit geld is dat gebruikt is om de debetzijde te financieren. Samen met het vreemd vermogen vormt het eigen vermogen dus de creditzijde. Het eigen vermogen is altijd het vermogen dat zelf is ingelegd plus de winst of min het verlies. In een andere video over de balans kijken we gedetailleerder naar de posten die onder het eigen vermogen staan.
Privé ontvangsten en privé uitgaven hebben invloed op het eigen vermogen. Betaalt een bedrijfseigenaar €20.000 vanuit een privé rekening, maar wel voor de doeleinden van het bedrijf? Dan hebben we het over een privé uitgave. Als er met dit geld een bestelbus wordt gekocht, gebeurt het volgende op de balans van de onderneming. Aan de debetzijde stijgt de post ‘bedrijfsmiddelen’ met €20.000. Omdat er eigen vermogen is gestort om deze bestelbus te financieren, gaat aan de creditzijde het eigen vermogen omhoog met €20.000, ditmaal dus in de vorm van een privé uitgave. Zo zijn de twee zijden weer in balans.
Wordt er een privéontvangst gedaan met geld van de onderneming, dan daalt het eigen vermogen. Er gaat namelijk geld uit de onderneming voor privé doeleinden. Bijvoorbeeld: vier jaar geleden heb je computers gekocht voor jouw onderneming. Deze hebben een huidige restwaarde van €1.500. Je besluit dat je de computers niet meer wil gebruiken in het bedrijf een geeft deze aan familieleden. Wat gebeurt er op de balans? Aan de debetzijde daalt de inventaris met €1.500, want je geeft het bezit weg. Aan de creditzijde daalt het eigen vermogen met €1.500. Er wordt namelijk vermogen uit de onderneming onttrokken. Er moet aan de creditzijde dus altijd hetzelfde gebeuren als aan de debetzijde, om het zo in balans te houden.
Nog te betalen en nog te ontvangen bedragen komen ook op de balans te staan. De meest bekende vorm hiervan zijn debiteuren en crediteuren. Debiteuren zijn klanten die jouw onderneming nog moeten betalen voor een al geleverde dienst. Dit kan dus bijvoorbeeld ontstaan doordat er goederen zijn verkocht, waarvoor we nog niks hebben teruggekregen.
De afnemer van onze producten heeft een schuld bij ons. Dat verschuldigde geld is dus van ons; dat is ons bezit. Debiteuren komen aan de debetzijde te staan. Als de debiteuren stijgen aan de debetkant, dan moet er ook wat stijgen aan de creditkant om in evenwicht te blijven. Aan de creditkant zal nu de winst stijgen, of het verlies afnemen. De omzet stijgt namelijk, omdat we de factuur hebben gestuurd, maar omdat we het geld nog niet ontvangen hebben staat het niet op de balans als liquide middelen, maar als debiteur; geld van de toekomst. Als de debiteur vervolgens wel betaalt, dan daalt de debiteuren post aan de debetzijde, en stijgt de liquide middelen post aan de debetzijde met hetzelfde bedrag. Weer in evenwicht dus.
Crediteuren zijn bedrijven die nog geld moeten ontvangen van jouw onderneming voor iets dat al geleverd is. Dit is een schuld en komt dus aan de creditzijde. Stel, we hebben een bedrijfsauto gekocht voor €10.000, maar nog niet meteen betaald. Aan de debetzijde stijgt nu de bedrijfsmiddelen post, want we hebben er een auto bij met een waarde van €10.000, dat is ons nieuwe bezit. Aan de creditzijde stijgt de crediteuren post dus, omdat dat is hoe we de auto hebben gefinancierd. De balans is nu weer in evenwicht. Als we vervolgens de crediteur afbetalen op een later moment, dan daalt de crediteuren post aan de creditzijde, en aangezien we dit met geld moeten betalen, dalen dan aan de debetzijde onze liquide middelen.
Vooruitbetaalde bedragen en vooruitontvangen bedragen komen ook op de balans te staan. Stel dat we een afspraak hebben met een verhuurder van een pand. We mogen het pand als bedrijfspand gebruiken, maar we moeten aan het begin van elk kwartaal betalen voor het gehele kwartaal. De huurprijs is €5.000 per maand. Op 1 januari betalen we €15.000 voor de maanden januari, februari en maart; het vooruitbetaalde bedrag is dan dus €15.000.
Op 31 januari is het vooruitbetaalde bedrag dan €10.000. Dit komt omdat de maanden februari en maart dan al betaald zijn, maar hier nog geen tegenprestatie voor is geleverd. Je zou dit kunnen zien als een schuld die de verhuurder heeft aan jou. Wij hebben namelijk meer betaald dan dat de verhuurder heeft geleverd. Net als bij de debiteuren heeft een ander een schuld bij ons. Deze €10.000 wordt dus geregistreerd op de post vooruitbetaalde bedragen aan de debetkant. We betalen dit met geld, dus aan de debetzijde dalen onze liquide middelen met €10.000. Zo blijven we in balans.
Op dezelfde wijze kijken we naar vooruitontvangen bedragen. Als we bedragen ontvangen die vooruit betaald zijn, hebben wij geld ontvangen terwijl er nog een tegenprestatie moet worden geleverd. Wij hebben dus een schuld bij een ander. Vooruitontvangen bedragen worden dus geregistreerd aan de creditzijde van de balans, terwijl onze liquide middelen net zoveel stijgen aan de debetzijde door het geld dat we hebben ontvangen.
Iets wat ook van belang is voor de balans, is de Belasting Toegevoegde Waarde. Dit is de belasting die je moet betalen over de consumptie van diensten en goederen. Op bijna alle producten wordt btw geheven. Afhankelijk van het product is deze belasting 21%, 9% of 0%. Als consument heb je dit waarschijnlijk niet zo erg door, omdat het doorgaans niet eens genoemd wordt en gewoon in de prijs van de producten zit. Maar, als bedrijf mag je deze belasting terugvragen.
Als jij dus zakelijk iets koopt, dan kijk je altijd naar de prijs exclusief btw. Dus, stel jij koopt iets van €100 exclusief btw, dan komt daar nog 21%, dus €21, bovenop. Je betaalt bij de aankoop dus €121. Maar, aan het einde van het kwartaal stuur je al je bonnetjes op, en als dan blijkt dat je enkel deze aankoop hebt gedaan, dan krijg je de €21 weer terug van de Belastingdienst. Je hebt de btw dus eigenlijk voorgeschoten.
Echter moet jij, afhankelijk van je product dus, ook btw schrijven op de facturen die je stuurt. Stel jij verkoopt boeken of iets dergelijks, dan moet je 9% btw op je facturen schrijven. Als je dan ook voor €100 aan boeken hebt verkocht, dan heb je dus €109 euro ontvangen, omdat je 9% btw moest heffen. Deze btw moet je vervolgens ook weer terug geven! Je stuurt deze twee facturen dan naar de Belastingdienst en aan het eind van het kwartaal wordt een berekening gemaakt. Nu heb je dus €21 aan btw betaalt en €9 ontvangen, dus aan het eind van het kwartaal krijg je €12 terug van de Belastingdienst.
In de tussentijd, dus tijdens de kwartalen, bouw je dus een schuld of een tegoed op bij de Belastingdienst. Als je veel facturen hebt betaald met btw erop, dan krijg je nog veel terug, en als je veel hebt ontvangen moet je nog veel terugbetalen. Op een bepaald moment kan er dus op de balans staan dat je nog een btw vordering hebt op de Belastingdienst, of de Belastingdienst op jou.
Als je veel btw hebt betaald en dus nog terugkrijgt van de Belasting, dan zijn je liquide middelen aan de debetkant lager, want je hebt de btw met geld betaald. Je te vorderen btw post is dan dus hoger, want je krijgt nog btw terug. Dit is dus een soort debiteur op dat moment, en komt aan de debetkant te staan. De lagere liquide middelen en hogere te vorderen btw, beide aan de debetkant, cancelen elkaar dus uit.
Andersom, als je meer btw hebt ontvangen dan betaald, dan zijn je liquide middelen hoger, want je hebt de btw in geld ontvangen. Aan de andere kant moet je nog btw teruggeven. De Belastingdienst is nu dus een soort crediteur, en het te vorderen btw komt aan de creditkant te staan. Nu is er balans, omdat de liquide middelen net zoveel hoger zijn aan de debetkant als de te vorderen btw aan de creditkant.