Geschiedenis samenvatting: Staatsvorming van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
Hoe ontstond de Republiek (der Zeven Verenigde Nederlanden)?
Het ontstaan van de Republiek heeft alles te maken met de Nederlandse opstand tegen de Spaanse overheersing. De noordelijke Nederlandse gewesten wilden namelijk onafhankelijk worden. In 1581 stelden zij daarom het Plakkaat van Verlatinghe op. Hierin zette een aantal Noordelijke gewesten Filips II af als hun heerser. Dit Plakkaat van Verlatinghe kan gezien worden als de onafhankelijkheidsverklaring van de Noordelijke Nederlandse gewesten. Pas zeven jaar later zal de Republiek écht internationaal erkend worden als een afzonderlijke staat. De oorlog met Spanje zou echter nog wel jarenlang voortduren. Deze oorlog noemen we ook wel de 80-jarige oorlog.
Belangrijkste punten ontstaan Republiek
- Nederlandse opstand tegen Spaanse overheersing
- Plakkaat van Verlatinghe
- Noordelijke gewesten zetten Filips II af als heerser
- Onafhankelijkheidsverklaring Noordelijke Nederlandse gewesten
- (7 jaar) later pas erkend als afzonderlijke staat
- 80-jarige oorlog duurt voort
Bestuursvorm van de Republiek
De Republiek heette voluit de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden en bestond uit 7 gewesten, die allemaal hun eigen bestuur hadden. Dit waren: Holland, Zeeland, Utrecht, Friesland, Stad en Lande (ofwel Groningen), Overijssel en Gelderland. Afgevaardigden van steden, de ridderschappen, districten of een combinatie van deze, hadden zitting in de Staten.
De Republiek was dus een confederatie, ofwel samenwerkingsverband, van verschillende gewesten. De gewesten hadden een overeenkomst van samenwerking getekend, maar ieder gewest behield wel zekere mate van zelfstandigheid. Ze hadden bijvoorbeeld elk hun eigen bestuur, wetgeving, rechtspraak en belastingheffing. Maar er bestond ook een vorm samenwerking tussen de verschillende gewesten, en wel in vorm van de Staten-Generaal - kortweg de Staten genoemd. Dit was het bestuur van de Republiek, die eigenlijk ook al onder de Bourgondiërs bestond, maar dan dus gecontroleerd door de Nederlanders zelf.
Taken van de Staten-Generaal van de Republiek
De Staten-Generaal was gevestigd in Den Haag en nam beslissingen over zaken die de gehele Republiek aangingen. Maar alle zeven Gewesten moesten wel instemmen met deze beslissingen. De vier voornaamste taken van de Staten-Generaal van de Republiek waren:
- De buitenlandse politiek. Hieronder viel bijvoorbeeld het sluiten van bondgenootschappen, net als het doen van oorlogsverklaringen.
- Het bestuur van het leger en de marine. De Staten-Generaal benoemde bijvoorbeeld de marineofficieren. Hierdoor had de Republiek een gezamenlijk leger, dat uiteraard sterker was dan elk afzonderlijk leger.
- Het bestuur van de Generaliteitslanden. Generaliteitslanden waren meest katholieke gebieden die de Gewesten hadden veroverd op de Spanjaarden. Zoals bijvoorbeeld het huidige Noord-Brabant. Ze hadden geen stemrecht in Staten-Generaal.
- Toezicht houden op de muntkamer van de Republiek. Dit houdt in dat de begroting van de Republiek gecontroleerd werd door de Staten-Generaal. Er moest door de gewesten namelijk ook belasting worden betaald aan de staten generaal.
Wie bestuurden de Republiek?
1. Regenten
Tot nu toe hadden we het over de bestuursvorm van de Republiek. We gaan nu verder over de bestuurders - de mensen dus die verantwoordelijk waren voor het bestuur van de gewesten en van de Staten-Generaal. Deze mensen werden regenten genoemd. Regenten waren mannen die uit rijke kooplieden families kwamen of een adellijke afkomst hadden. Zij waren rijk en machtig en wisten zichzelf en hun familieleden dus op belangrijke bestuurlijke functies te krijgen.
De regenten hadden voor hun bestuur een aantal voorwaarden geformuleerd die de welvaart van de Republiek zou moeten bevorderen. De 4 belangrijkste zijn:
A. Economische samenwerking. De steden en gewesten zouden onderling goed moeten samenwerken op het gebied van handel, nijverheid en landbouw.
B. Aan het stimuleren van innovatie werd ook veel belang gehecht. Het bouwen van nieuwe schepen zou bijvoorbeeld de handelspositie moeten verbeteren.
C. Het handhaven van het particularisme van steden en gewesten. Het particularisme is al eerder behandeld in de video met uitleg over centralisatie in deze historische context: Met het particularisme wordt bedoeld: een zo groot mogelijke mate van zelfbestuur voor de steden en gewesten, zodat elke stad haar eigen regels kon handhaven.
D. Gewetensvrijheid van burgers. De ‘gewetensvrijheid’ sloeg vooral op het christelijke geloof. Mensen waren vrij om te geloven wat ze wilden (protestants of katholiek), maar niet elk geloof kreeg dezelfde rechten. In de Republiek had het protestantisme de grootste aanhang. Het katholieke geloof werd wel toegestaan, maar moest dan wel achter gesloten deuren beleden worden. Om toch nog een katholieke mis te kunnen bijwonen, maakten de katholieken schuilkerken. (Bijvoorbeeld een schuilkerk op de zolder van een grachtenpand in Amsterdam, geheten: ‘Onze Lieve Heer op Zolder’.)
2. Stadhouder
Een andere belangrijke bestuurlijke functie was die van de stadhouder. Deze stadhoudersfunctie veranderde in de loop der tijd. In de tijd van de Bourgondiërs was de stadhouder nog een vertegenwoordiger van de Bourgondische vorst, voor wie hij een oogje in het zeil hield in het gewest waar hij geplaatst was. Met het Plakkaat van Verlatinghe werd de landsheer (de vorst) afgezworen, en daarmee was er dus eigenlijk ook geen stadhouder meer nodig - hij was immers de vertegenwoordiger van de vorst.
Maar in de Staten Noord-Holland vond men het wel handig om zo’n sterke legerleider als Willem van Oranje aan de leiding te houden, en zo bleef hij de zelfbenoemde stadhouder, die niet meer weg te krijgen was. Hij leidde namelijk de belangrijke strijd tegen de Spanjaarden. En zo was de functie van stadhouder langzaam maar zeker veranderd in zowel die van opperbevelhebber van leger en vloot als die van leider het gewest. Deze taak is na zijn overlijden in de handen gehouden door de stadhouder en wel in de vorm van zijn zoon Maurits van Oranje. Nu was het opeens ook nog een erfelijke positie.
Een andere taak van de stadhouder was dat hij de regenten mocht benoemen in steden. Dit betekende niet dat hij meteen vriendjes was met de regenten. Er ontstonden juist spanningen tussen de regenten en de stadhouder, omdat ze verschillende belangen hadden. De regenten hechtten veel waarde aan het particularisme van de gewesten, dus aan hun onafhankelijkheid, terwijl de stadhouder juist eenheid wilde in de Republiek; onder zijn leiding. Als er meer eenheid was, dan zou hij meer te zeggen hebben over de verschillende gewesten.
De regenten, meestal handelslieden, waren heel erg gefocust op economische welvaart, op hun handel. En bij economische welvaart hoort vrede, omdat oorlog voeren veel geld kost. Je moet dan namelijk een leger opbouwen en op de been houden, en in geval van oorlog bestaat er kans dat je handelsschepen gekaapt worden door de vijand. Maar de stadhouder, die aanvankelijk nog vooral aanvoerder van het leger was, haalde juist voordeel uit oorlog. Tenminste: zolang hij de veldslagen met de Spanjaarden won. Dat gaf hem dan meer status als stadhouder. De stadhouder wilde dus liever géén compromissen sluiten met Spanje, maar de opstand tegen de bezetter voortzetten.
Verschillen stadhouder en regenten
Stadhouder vóór PvV
→ Vertegenwoordiger van Bourgondische vorst
Stadhouder na PvV
→ Leider van het gewest en opperbevelhebber van leger en vloot
→ Erfelijke positie
→ Benoemt regenten in steden
Regenten vs. Stadhouder
→ Particularisme → Eenheid van de Republiek
(onafhankelijkheid) (onder zijn leiding)
→ Focus op economische → Focus op oorlog (status)
welvaart (handel)
En daarmee zijn we aan het einde van deze samenvatting voor geschiedenis vwo! Veel succes met leren.