Geschiedenis

1. Centralisatie en de verdere strijd tussen de steden en de adel

Gegeven door:
Rick Ouwehand
Beschrijving Begrippen

In deze video met uitleg voor geschiedenis gaan we het hebben over de strijd tussen de stedelijke burgerij en de adel in de Nederlanden. Daarbij zullen kijken naar de ontwikkeling van een netwerk van de steden in de Nederlandse gewesten. Ook gaan we dieper in op de belangrijkste steden van dit netwerk, zoals Brugge, Antwerpen en Amsterdam. Vervolgens bespreken we de botsing tussen de Brabantse & Vlaamse steden en de bourgondische adel, de hertogen die in de 15e eeuw grip probeerden te krijgen op bestuur en rechtspraak in hun Nederlandse gebieden.

Centralisatie

Een politiek proces waarbij het volk vanuit het centrum werd bestuurd, in plaats van dat dit door lokale of regionale gezaghebbers werd gedaan

De Grote Raad

Het hoogste rechtsorgaan in de Nederlanden ten tijden van de vijftiende eeuw. De Grote Raad werd gevestigd in Mechelen en zorgde voor centralisatie van rechtspraak

Infrastructuur

Alle voorzieningen in een land of gebied als het gaat om transport zoals wegen, spoorlijnen, waterwegen, havens, olieleidingen en communicatie zoals telefoon en internet

Koopmansbeurs

Een gebouw (fysieke markt) waar internationale handelaren samenkwamen om producten te kopen en verkopen

Moedernegotie

De winstgevende handel van kooplieden uit Amsterdam met andere landen rond de Oostzee

Particularisme

Het eigen belang boven het belang van anderen zetten. De nadruk ligt op de eigen groep, cultuur, staat en ideologie

Rekenkamer

In de rekenkamer werden de uitgaven van de gewesten gecontroleerd en werd bedacht op welke manier het geld het best besteed kon worden

Stapelmarkt

Een plaats waar producten en goederen van over de hele wereld naartoe vervoerd werden, om daar te worden opgeslagen en later voor meer geld door te verkopen

Statengeneraal

De volksvertegenwoordiging van Nederland. Sinds 1815 bestaat de Staten Generaal uit de Eerste en Tweede Kamer, maar daarvoor waren er drie standen die mochten deelnemen aan deze vergadering: de adel, de geestelijkheid en de boeren/stedelijke bevolking

Wisselbrief

Een document waarop een verplichte betalingsopdracht vastgesteld is (een papiertje met een bepaalde geldwaarde), dat ingewisseld kan worden bij een bank

B1: Opkomst stedelijke burgerij (1050-1302)

B2: Sociaaleconomische en politieke ontwikkelingen (1302-1600)

B3: Republiek in de Gouden Eeuw (1602-1700)

Pogingen van steden om hun positie te versterken

In eerdere video’s die zich afspelen in de middeleeuwen (1050-1700) zagen we de groei van de steden ten koste van de invloed van het platteland, de kerk en de adel. De macht van de burgerij en de kooplieden groeide. Wat deden de steden zoals Brugge, Antwerpen en Amsterdam om hun eigen positie en dat van het stedelijk netwerk in de gewesten verder te versterken?


Vrijwel elke stad had z’n eigen specialisatie: nijverheid en handel, zoals bijvoorbeeld linnenweverijen, scheepsbouw of waterwerken, om maar wat te noemen. Daarom ontstond er een behoefte aan een samenwerking, zeg netwerk, waardoor de markten en specialisaties hun goederen en kennis konden uitwisselen. Met innovaties en schaalvergroting probeerde elke stad de eigen positie en het netwerk als geheel te versterken, en dus succesvoller te worden.


Er werden verschillende vormen van specialisaties en innovaties toegepast. Voorbeelden hiervan zijn:

  • In de scheepsbouw: het bouwen van efficiëntere schepen.
  • Bij waterwerken: het aanleggen van kanalen, zodat steden beter bereikbaar werden.
  • Bij handel: het idee van de stapelmarkt werd uitgevonden. Een stapelmarkt is een plaats waar internationale producten uit verre oorden werden opgeslagen, om deze na verloop van tijd voor meer te kunnen verkopen.


Amsterdam: de stapelmarkt van de noordelijke gewesten

Amsterdam was bijvoorbeeld zo’n stapelmarkt. Het werd in de loop van de 14e eeuw een gespecialiseerde voorhaven voor de graanhandel met het Oostzeegebied. Deze graanhandel wordt de moedernegotie genoemd. De moedernegotie was een winstgevende handel voor de Amsterdamse kooplieden. De Amsterdamse kooplieden konden het graan voor een goedkope prijs inkopen en door het te stallen in pakhuizen tot er gebrek aan graan kwam, konden ze het graan in de toekomst voor een hogere prijs verkopen. Amsterdam ontwikkelde zich zo in de 17e eeuw tot dé stapelmarkt van de noordelijke Nederlandse gewesten.


Brugge: het handelscentrum van de zuidelijke gewesten

Eeuwen eerder, rond 1300, vormden de steden in Vlaanderen en Brabant nog het economische zwaartepunt van de Nederlandse gewesten. Brugge was het handelscentrum van de Zuidelijke gewesten; een heel belangrijke stad. Door de gunstige geografische positie, liggend aan zee tussen Noord en Zuid, was Brugge makkelijk te bereiken. Het was een centrale plek, waar de belangrijke handelspartners van de Nederlandse gewesten hun hoofdkantoren hadden gevestigd. Hierdoor waren er veel internationale handelaren in Brugge. De kooplieden uit Brugge moesten ervoor zorgen dat de handel (ondanks de verschillende nationaliteiten, met alle taalproblemen van dien) toch voorspoedig kon verlopen. De koopmansbeurs en de wisselbrief waren twee vindingen die bijdroegen aan de ontwikkeling van de handel.

  

Koopmansbeurs en wisselbrief

Een koopmansbeurs was een gebouw waarin handelaren samenkwamen om hun producten

te verkopen en nieuwe producten te kopen. De koopmansbeurs was dus niet een plek waar aandelen werden verhandeld, zoals op de hedendaagse beurs. Het leek meer op een fysieke markt, waar vraag en aanbod van goederen samen kwamen. De koopmansbeurs was dus een plek waar internationale handelaren elkaar konden ontmoeten, ook om met elkaar te onderhandelen of vraag en aanbod op langere termijn aan elkaar kenbaar te maken.


Om de handel tussen handelaren soepel te kunnen laten verlopen, werden de wisselbrief en de bank in het leven geroepen. De principes van de wisselbrief en de bank waren dan ook cruciaal voor het ontstaan van deze eerste koopmansbeurs in Brugge. Het principe van een bank ken je wel. De bank bewaart geld voor je en er kan ook geld gewisseld worden. Een bank is dus belangrijk voor handelaren, en zonder de bank kon de koopmansbeurs niet bestaan. De wisselbrief zorgde ervoor dat de handel soepeler kon verlopen. Handelaren hoefden namelijk niet meer een bak met geld mee te nemen als ze iets wilden kopen. Een papiertje was voldoende. Op dit document was een verplichte betalingsopdracht vastgesteld voor een bepaalde plaats en tijd in de toekomst. Dit betekende dat het papiertje een bepaalde waarde had die later verzilverd kon worden bij een bank.


Antwerpen: de stapelmarkt van de zuidelijke gewesten

De derde grote stad in het stedelijke netwerk van de Nederlandse gewesten was Antwerpen, met z’n grote bereikbaarheid. Antwerpen werd de stapelmarkt van de zuidelijke Nederlandse gewesten. Het beschikte over een gunstige geografische positie liggend aan de rivier de Schelde die uitmondde in de Noordzee. Door die gunstige ligging had Antwerpen een goede verbinding met het Europese achterland. Met het Europese achterland worden in dit geval de Duitse handelaren bedoeld, maar ook Italiaanse handelaren kwamen steeds vaker via het binnenland naar Antwerpen. De infrastructuur verbeterde en Antwerpen was daardoor ook goed bereikbaar met paard en wagen. Nog een laatste voordeel van Antwerpen was dat de haven toegankelijk was voor de nieuwe, grotere zeeschepen.


Bourgondische vorsten proberen hun macht uit te breiden

Goed, even terug naar de 15e eeuw. We hebben het over het conflict tussen de Bourgondische vorsten met de Brabantse en Vlaamse steden, dat ook tekenend was voor de machtsverschuivingen in die tijd. Bourgondië is een provincie van Frankrijk. In de 15e eeuw was deze provincie een succesvol hertogdom dat de ambitie had haar invloedssfeer uit te breiden. In die 15e eeuw lieten de bourgondische hertogen daarom hun oog vallen op welvarende steden uit de Nederlandse gewesten. Maar de Vlaamse en Brabantse steden waren heel erg gesteld op hun vrijheid. Door de komst van de Bourgondische vorsten vreesden zij echter hun privileges, of wel voorrechten, kwijt te raken.


In de late middeleeuwen kwam de positie van de steden dus onder druk te staan. Het kwam erop neer dat het particularisme van de Brabantse en Vlaamse steden botste met het beleid van de Bourgondische hertogen. Met het particularisme van de Brabantse/Vlaamse steden wordt bedoeld dat deze steden streefden naar een zo groot mogelijke mate van zelfbestuur. De steden hadden namelijk een eigen bestuur met eigen, verschillende regels. De Bourgondische hertogen veroverden een groot deel van de Nederlandse gebieden. En in deze veroverde gebieden probeerden de hertogen hun invloed te versterken door centralisatie van de macht door te voeren. Dit betekende dat ze bestuur en rechtspraak voor de verschillende steden gelijk maakten, want het werd dan makkelijker om de Nederlandse gewesten te besturen.


De centralisatiepolitiek van de Bourgondische hertogen bracht 5 veranderingen met zich mee in de Nederlanden:

1. Brussel werd de hoofdstad van de Nederlandse gewesten.

2. De Grote Raad werd opgericht. De Grote Raad was de hoogste rechtbank van de Nederlandse gewesten. De grote raad werd gevestigd in Mechelen en zorgde voor centralisatie van rechtspraak.

3. Rekenkamers uit verschillende Nederlandse gewesten werden samengevoegd tot één centrale rekenkamer. In de rekenkamer worden de uitgaven van de gewesten gecontroleerd en wordt bedacht op welke manier het geld het best besteed kon worden.

4. Er werden stadhouders aangesteld in elk gewest. Deze stadhouder was de vertegenwoordiger van de Bourgondische hertog. Aangezien de hertog niet in elk gewest te gelijk aanwezig kon zijn, had hij mensen nodig die namens hem de dienst uitmaakten.

5. De vijfde verandering was de oprichting van de Statengeneraal in 1463. Er zijn drie standen die mogen deelnemen aan deze vergadering: de adel, de geestelijkheid en de boeren/stedelijke bevolking. Zij vertegenwoordigen per gewest de Nederlandse bevolking. In deze vergadering werden o.a. afspraken gemaakt over de hoeveelheid belasting die moest worden afgestaan aan de hertog. De hertog riep de statengeneraal af en toe bijeen, vooral wanneer hij in geldnood zat.


Gevolgen van de centralisatiepolitiek voor Antwerpen en Brugge

Zoals we zagen streefden de steden in Nederland naar zoveel mogelijk zelfbestuur: het particularisme. Logisch dat dit nogal botste met de centralisatiepolitiek van de Bourgondische veroveraars. Sommige steden waren zo erg gesteld op hun eigen rechtspraak en bestuur, dat ze in een ernstig conflict kwamen met de Bourgondische hertogen. Gent en Brugge zijn hier voorbeelden van.


In Brugge ging het zelfs zo ver dat er een Bourgondische hertog werd gekidnapped. Het conflict tussen steden als Brugge en de Bourgondische hertogen ging dus over wie het bestuur in handen kreeg. Uiteindelijk wonnen de Bourgondische hertogen deze machtsstrijd en verloor Brugge haar rol als centrale handelspositie.    


Antwerpen werd nu de nieuwe handelsgrootmacht in de Nederlandse gewesten. Er waren verschillende redenen voor de verschuiving van Brugge naar Antwerpen. We noemen er vier.

A.  Ten eerste werd Brugge gestraft voor hun opstandigheid tegenover de Bourgondische hertog. Voorrechten werden afgenomen. Dit zorgde ervoor dat veel mensen hun biezen pakten en naar andere steden vertrokken, waaronder Antwerpen.

B.  Ten tweede raakte Brugge minder goed bereikbaar, omdat er verzanding plaats vond van het havengebied van Brugge. 

C.  Ten derde: Ook de handelshuizen van internationale handelaren vertrokken uit Brugge.

D.  En de laatste reden was dat de Portugezen en Spanjaarden vanaf 1501 Antwerpen gebruikten als Europese afzetmarkt voor hun koloniale producten, in plaats van Brugge. Antwerpen werd een stapelmarkt voor koloniale specerijen, waardoor Brugge buitenspel werd gezet.