Nederlands

2. Strategieën

Gegeven door:
Renske Feenstra
Beschrijving Begrippen

Hoi, welkom bij een nieuwe video met uitleg voor Nederlands! We gaan kijken naar hoe je je doelen kunt bereiken in je voorbereiding op je examen. Veel succes met leren!

A1. Leervaardigheid

ThumbnailPlay
ThumbnailPlay
ThumbnailPlay

Samenvatting voor Nederlands - Strategieën


Wat is een strategie?

Een strategie is eigenlijk een manier of werkwijze waarmee je antwoord krijgt op de vraag: hoe bereik ik mijn doel? Een strategie is een plan dat je van tevoren bedenkt en waarbij je gebruik maakt van verschillende stappen. Het wordt ook wel plan van aanpak genoemd. Je kunt je leerwerk, maar ook maakwerk, verdelen in stappen (onderdelen) door een werkverdeler te gebruiken.


Werken met een werkverdeler

Een werkverdeler is een handige hulp bij het plannen van je werk. Je verdeelt een grote opdracht, die je over twee of meer dagen af wilt hebben, met behulp van een werkverdeler in kleinere delen.


Voorbeeld werkverdeler


Je kunt het schema natuurlijk ook gebruiken om maakwerk te verdelen, voor je sectorwerkstuk bijvoorbeeld. Zorg ervoor dat je alle stukjes leerstof, samenvattingen en schema’s, voor je examen nog een aantal keer herhaalt.


Stappenplan

Dit werkt als volgt:

Vul het werk in op de dag waarop het klaar moet zijn.

Het werk dat snel af moet zijn, voer je direct uit. 

Een groot werk verdeel je in kleinere delen (zie: werken met een werkverdeler).

Plan elke dag tijd in voor je huiswerk.

Vink het werk af dat je gedaan hebt.

Het is handig om huiswerk met een kleur te markeren (bijv. groen = werk dat direct af moet).


Het OPUR-stappenplan

Als je aan de slag gaat met je werk, heb je waarschijnlijk al studietips gekregen van je docenten. Je kunt natuurlijk ook hulp vragen aan je ouders, broers, zussen of klasgenoten. Toch zul je vooral zelf moeten bepalen wat je gaat doen en hoe je dit aanpakt. Een hulpmiddel daarbij is het zogenaamde OPUR-stappenplan; een plan volgens 4 stappen:


O = Oriëntatie

Je zoekt uit wat je allemaal moet doen. Wat moet je kunnen en kennen. Wat wordt van mij verwacht op het examen, wat moet ik weten en kunnen? Door het stellen van vragen kun je die informatie verzamelen. Bedenk vragen die beginnen met wat, wanneer, waar, wie, en hoe?


Voorbeeld:

  • Wat moet ik doen?
  • Wat heb ik daarvoor nodig?
  • Wanneer moet ik het klaar hebben?
  • Wie kan mij helpen?
  • Waar vind ik informatie?
  • Hoe pak ik het aan? (Hoe verdeel ik mijn werk?)
  • Hoe kan ik controleren of ik de stof ken? (Wie kan me overhoren?)


P = Planning

Met behulp van de antwoorden op de vragen beslis je wat je gaat doen, hoe je het aanpakt, wanneer je aan de slag gaat, enz. Gebruik hierbij je planningsschema of -schema's!


U = Uitvoering

Je gaat je plan uitvoeren. Gebruik de weekplanner en de werkverdeler.


R = Reflectie

Je kijkt achteraf wat er allemaal goed ging en wat je in de toekomst anders zou aanpakken. Zo kun je een volgende keer een (nog) beter plan van aanpak maken.


Begrijpen en onthouden

Als je gaat leren, is het belangrijk om eerst te bepalen wat je al weet, en daarna aan te vullen met wat je nog niet weet. Hoe weet je nou wat je nog niet weet? Bij de start van je taak, kun je beginnen met het maken van een schema of woordweb. Soms wordt dat ook woordveld of mindmap genoemd. Je schrijft op wat je al of nog weet over een onderwerp. Bijvoorbeeld:


Woordveld/mindmap maken

Stel, je wil de regels over het schrijven van een artikel leren. Je begint met het woord ‘artikel’ en schrijft op wat je nog weet. Bijvoorbeeld: vaardigheid ‘schrijf een artikel’ oefenen: inleiding, kern en slot. Dan schrijf je bij ‘Thema’ het woord ‘inleiding’: introductie onderwerp, mening schrijver, ?


Je komt erachter dat je niet meer precies weet welke eigenschappen horen bij een inleiding. Dan zoek je dit op in je boek, en vult het schema verder aan. Als je schema klaar is, check je het met je boek. Staat alles erin? Gebruik het schema en herhaal het om je goed voor te bereiden op je examen.


Herhaling is heel belangrijk. Dat is ook een reden om op tijd te beginnen met leren. Als je je leerstof in een schema hebt gezet, herhaal je de opdracht voor jezelf. Check of je alle onderdelen weet. Als er nog dingen zijn die je niet begrijpt of waar je over twijfelt, kun je je docent of klasgenoot nog vragen om uitleg.


Hoe leer je beter?

Je leert en onthoudt beter als je:

talen en andere vakken afwisselt. 

leren, maken en lezen afwisselt. 

leerwerk en pauzes afwisselt.

in de pauzes even ontspant door te bewegen met je armen, benen, schouders en genoeg water drinkt.

niet te laat begint aan je huiswerk ('s avonds ben je te moe om feiten, woorden, regels en begrippen goed te leren en te onthouden). 

jezelf overhoort.

je laat overhoren, bijvoorbeeld door je ouders.

je ouders (of broer/zus/vriend) in een korte samenvatting vertelt waar de stof over gaat.

vragen maakt bij de tekst die je moet leren en deze beantwoordt. 

een samenvatting of schema maakt van de te leren stof.



Om te checken of je genoeg weet en of je dat ook kunt toepassen, is het belangrijk dat je opdrachten uit je boek herhaalt. Bekijk ook oude examens om te zien of je de opdrachten goed kunt maken. 


Je weet nu op welke manieren je je voorbereiding het beste aanpakt door strategieën toe te passen. Goed dat je keek en veel succes met het toepassen op jouw voorbereiding!