Samenvatting voor biologie: Bloedsomloop
De bloedsomloop is heel fascinerend, omdat het ervoor zorgt dat voedingsstoffen en zuurstof naar de juiste cellen toe gaat, en dat afvalstoffen worden afgevoerd van cellen. Een ander woord voor bloedsomloop is het bloedvatenstelsel. De typen bloedvaten die hiervoor worden gebruikt zijn de slagaders, de aders en de haarvaten. De belangrijkste motor achter je bloedsomloop is het hart.
Welke typen bloedvaten zijn er?
De drie typen bloedvaten zijn de slagaders, de aders en de haarvaten.
Slagaders vervoeren over het algemeen zuurstof- en voedingsstoffenrijk bloed van het hart naar de rest van het lichaam. De grootste slagaders van het lichaam is de aorta, ook wel levensslagader genoemd. De kransslagaders zorgen ervoor dat het hart zelf bloed krijgt om te kunnen blijven leven. De bloeddruk in slagaders is hoog, en de wanden zijn glad, en toch stevig en elastisch. Slagaders liggen diep in het lichaam, zodat ze goed beschermd worden in het geval van een beschadiging.
Aders vervoeren over het algemeen zuurstofarm en afvalstoffenrijk bloed naar het hart toe. De enige uitzondering hierop is de poortader, die bloed van de dunne darm naar de lever vervoert. In de aders heerst een lage druk en het bloed stroomt daarin ook rustiger. Aders liggen meer aan de oppervlakte van je lichaam. Als je het een beetje warm hebt, zie je ze vaak op je handen goed liggen. De grootste twee aders zijn de onderste holle ader en de bovenste holle ader. In iedere ader zitten kleppen die er voor zorgen dat het bloed de juiste kant op blijft stromen.
Het laatste type bloedvaten zijn de haarvaten. Dit zijn eigenlijk aftakkingen van slagaders die niet dikker zijn dan een haar – vandaar ook de naam. Ook in de haarvaten heest een lage druk. Hierdoor kan er goed zuurstof, koolstofdioxide, voedingsstoffen en afvalstoffen met het omliggende weefsel worden uitgewisseld.
Welke typen bloedsomlopen zijn er?
Dit zijn de kleine bloedsomloop en de grote bloedsomloop. De kleine bloedsomloop heet zo, omdat deze best wel klein is. Het bloed gaat van de rechterkamer in het hart naar de longen, en vervolgens naar de linkerboezem in het hart. In de longen vindt uitwisseling plaats tussen het bloed en de ingeademde lucht in de longen. Verse zuurstof komt in het bloed, en de koolstofdioxide die in het bloed zit, wordt afgegeven aan de ingeademde lucht.
Bij de grote bloedsomloop gaat het bloed van de linkerkamer in het hart, via de aorta, naar alle cellen in het lichaam, en dan weer terug naar de rechterboezem van je hart. Bij de cellen van je lichaam worden zuurstof en voedingsstoffen afgegeven, en koolstofdioxide en andere afvalstoffen opgehaald.
Wat is bloed?
Bloed is een vloeistof die door je lichaam wordt gepompt om stoffen te transporteren. In het lichaam van een volwassene bevindt zich ongeveer 5-6 liter bloed. Het bloed zelf bestaat voor 55% uit bloedplasma en voor 45% uit bloedcellen. Het bloedplasma bestaat vooral uit water, wat er voor zorgt dat het bloed vloeibaar is. Het bevat veel eiwitten, waaronder antistoffen. Antistoffen zijn een belangrijk onderdeel van je immuunsysteem; zij beschermen je als je een ziekteverwekker binnen krijgt. Ook zit er fibrinogeen in het bloedplasma. Deze stof kan er voor zorgen dat wondjes in bloedvaten gedicht worden. De bloedcellen in je bloed worden aangemaakt in het binnenste van je botten, ook wel het beenmerg genoemd.
Welke soorten bloedcellen zijn er?
Je hebt drie verschillende soorten bloedcellen je bloed: rode bloedcellen, witte bloedcellen en bloedplaatjes. Rode bloedstellen transporteren zuurstof en koolstofdioxide door het lichaam door middel van een speciaal eiwit: hemoglobine. Hemoglobine is ook het stofje wat je bloed zijn rode kleur geeft. Bij sommige andere diersoorten worden hiervoor andere eiwitten gebruikt, waardoor het bloed van die diersoorten bijvoorbeeld blauw, roze, groen of wit wordt. Rode bloedcellen hebben geen celkern en kunnen dus ook niet zelf delen: alle nieuwe rode bloedcellen komen uit je beenmerg.
Witte bloedcellen zijn onderdeel van je immuunsysteem en hebben verschillende manieren om ziektekiemen in je lichaam op te ruimen. Bloedplaatjes kunnen er voor zorgen dat je bloed stolt als dat nodig is, door de stoffen die zij afgeven. Ook bloedplaatjes hebben geen celkern. Ze zijn afsplitsingen van grote cellen in het beenmerg, en dus eigenlijk maar onderdelen van een cel.
Het hart
Het hart is eigenlijk een hele grote spier, die continue je bloed rondpompt. Daarvoor heeft je hart een slim systeem van boezems en kamers. Het bestaat uit een linker- en een rechterkant, waarvan de bovenste twee ruimtes de boezems heten en de onderste twee ruimtes de kamers. Een handig ezelsbruggetje hiervoor is dat de Boezems altijd Boven zitten. Dat is dus twee keer een B.
De linker kant van je hart, dus de linkerboezem en de linker kamer, en de rechterkant van je hart, dus je rechterboezem en je rechterkamer, staan met elkaar in verbinding door kleppen. Hierdoor kan het bloed alleen maar van de boezems naar de kamers stromen.
De route die het bloed door het hart aflegt, is als volgt: zuurstofarm bloed komt in de rechterboezem, waarna het naar de rechterkamer gepompt wordt. Dan gaat het in de longslagader naar de longen, waar uitwisseling van zuurstof en koolstofdioxide plaatsvindt. Hierna gaat het inmiddels zuurstofrijke bloed via de longaders terug naar het hart, waar het in de linkerboezem terecht komt, en naar de linkerkamer wordt gepompt. Dan wordt het bloed de aorta ingepompt die het bloed naar alle cellen in het lichaam vervoert. De holle aders verzamelen al het zuurstofarme bloed dan weer, om het weer naar de rechterboezem te transporteren.
Bloeddruk
De bloeddruk is de druk die je bloed op de wand van een bloedvat uitoefent. Door deze bloeddruk wordt er vocht uit het bloed uit de bloedvaten geperst. Deze vloeistof blijft buiten de cellen, en wordt ook wel weefselvloeistof genoemd. Deze weefselvloeistof bevat zuurstof, voedingsstoffen, hormonen en plasma-eiwitten met kleine moleculen. Bij een verhoogde bloeddruk, bijvoorbeeld bij overgewicht, roken of langdurige stress, kan er een verhoogde kans op hart- en vaatziekten ontstaan. Er is dan een hoger risico op bijvoorbeeld een hartinfarct, hartfalen, spataders of slagaderverkalking. Door een gezonde levensstijl aan te houden, is er minder risico op het ontwikkelen van deze ziektes.
Het lymfestelsel
Het derde en laatste onderwerp waar we in detail op ingaan, is lymfe. Het lymfestelsel is het tweede vaatstelsel van ons lichaam. Het zorgt ervoor dat lymfe door een netwerk van lymfevaten en lymfeklieren door ons lichaam wordt getransporteerd.
Lymfe zelf bestaat uit weefselvloeistof die niet weer in het bloed wordt opgenomen en enkele witte bloedcellen. Hierdoor is het ook onderdeel van het afweersysteem van je lichaam. In lymfe wordt het vet uit je dunne darm opgenomen, om in het lichaam te worden opgeslagen. Het hele lymfevatenstelsel mondt uit in het bloedvatenstelsel, waardoor het vocht weer beschikbaar komt voor de bloedsomloop. Als het lymfevatenstelsel niet goed werkt, kan er een ophoping van vocht, bijvoorbeeld in de benen, ontstaan.