Aardrijkskunde

7. Waterbeheer in Nederland

Gegeven door:
Richard Mozes
Beschrijving Begrippen

In deze aardrijkskunde video gaan we het hebben over het waterbeheer in Nederland. We gaan kijken naar de rivieren in Nederland, het Normaal Amsterdamse Peil, wie deze beheren en hoe zij dat doen. Tot slot kijken we nog naar verstedelijking en verstening van het aardoppervlak.

Delta

Rivierafzetting in zee met vaak een driehoekige vorm. Ontstaat door daling van de stroomsnelheid bij uitstroming in zee. Opgebouwd uit toplagen, front lagen en bodemlagen

Kanalisatie

Het verbeteren van de waterafvoer en de bevaarbaarheid van rivieren en beken. Bijvoorbeeld door de bochten af te snijden

Krib

Een korte dam in de rivierbedding, haaks op de rivieroever, die de vaargeul vastlegt en diepte behoudt

NAP

Afkorting van Nieuw Amsterdams Peil. Geeft de ligging ten opzichte van het zeeniveau aan

Nevengeul

Een evenwijdig aan het zomerbed gegraven geul in de uiterwaard, die bij hoogwater de afvoercapaciteit van de rivier vergroot

Ontbossing

Het verdwijnen van bos, zoals grote stukken tropisch regenwoud, door houtkap voor economische doeleinden of om land te winnen voor landbouw

Rivierbedverruiming

Maatregelen om de rivierbedding meer ruimte te geven en ook de rivierbedding zelf gladder te maken

Stuw

Een waterbouwkundig werk dat water in een rivier of kanaal kan opstuwen. Met een stuw kan het waterpeil geregeld worden

Uiterwaarden

Een strook land langs een rivier tussen de bedding en de rivierdijk. Loopt bij hoge waterstand onder

Winterbed

De bedding van een rivier tussen de winterdijken. Bestaat uit de rivierbedding plus de twee uiterwaarden aan beide kanten van de rivier

Zomerbed

De bedding van de rivier bij lage afvoer in de zomer. De bedding ligt tussen lage zomerdijken die de uiterwaard in de zomer

B1. Waterkringloop en rivieren

B2. Waterbeheer en maatregelen

B3. Rivieren en Waterbeheer Midden Oosten en China

Waterbeheer in Nederland


Nederland is een waterland. Door de klimaatveranderingen, de opwarming van de aarde, merken we dat des te meer. Meer regen, hogere rivierstanden, verhoogde zeespiegels, smeltende ijskappen en gletsjers, overstromingen - allemaal gevaren voor Nederland, wat letterlijk Laagland betekent. Een groot deel (een kwart) van Nederland ligt onder de waterspiegel, onder N.A.P., zoals dat heet. N.A.P. staat voor Normaal Amsterdamse Peil. Je kunt het zien in een put in Amsterdam, waar het ijkpunt zich bevindt en waar de waterstand van heel Nederland aan getoetst wordt. Het oosten van Nederland ligt bijvoorbeeld hoger dan het westen, boven NAP. Dat hoger gelegen deel heet het reliëf. Omdat water van hoog naar laag stroomt, heeft het oosten meer last van watertekort en verdroging dan het westen.


We zien dus dat, ook door al die toenemende milieugevaren, het waterbeheer in Nederland heel belangrijk is. We noemen het ook wel waterbeheersing


Wat valt er allemaal te beheren? 

-- Rivieren en kanalen, met hun oevers en dijken;

-- Polders, de ooit leeggepompte meren of moerassen, die onder de waterspiegel liggen en omringd zijn door dijken;

-- Meren, met hun dijken;

-- Zeeën, met hun duinen en dijken, en waterwerken


Wie beheren dit?

Twee Nederlandse overheidsinstanties gaan over het waterbeheer:

1. Waterschappen

Nederland is verdeeld in 21 waterschappen (regionale gebieden) die ieder verantwoordelijk zijn voor de zogeheten waterhuishouding daar; alles wat met water te maken heeft, de gehele waterkringloop.

Tot de waterhuishouding hoort: 

- De waterkwaliteit in grondwater en oppervlaktewater

- De waterkwantiteit, de hoeveelheid water beheren: zo, dat het oppervlaktewater niet te hoog staat.


2. Rijkswaterstaat

Rijkswaterstaat is een onderafdeling van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.

Rijkswaterstaat zorgt voor de kustverdediging, de aanleg en onderhoud van dijken, duinen, en de deltawerken aan zee. Dit alles om overstromingen te voorkomen


Duinen zijn oorspronkelijk een natuurlijke zeewering tegen de getijden, eb en vloed, en tegen stormvloeden. Kunstmatige zeeweringen zijn de Afsluitdijk tussen N.H. en Friesland, en de deltawerken in Zeeland, aangelegd na de Watersnoodramp in 1953, waarbij half Zeeland onder kwam te staan.


In het binnenland zorgt Rijkswaterstaat voor: 

-- de aanleg en het onderhoud van waterwegen (rivieren, kanalen) en hun dijken. 

-- het regelen van de waterstand aldaar

-- het drooghouden van de polders, waar soms nog dijkverzwaring en -verhoging nodig is.

-- het aanleggen van terpen: kunstmatige woonheuvels bij rivieren die niet kunnen overstromen.


Rivieren in Nederland

In Nederland monden verschillende rivieren uit. De plek waar de rivier eindigt heet een riviermonding, dit is meestal in zee. De grote rivieren met hun stroomgebieden die hier uitmonden zijn:

1.  De Maas. De Maas is 950 kilometer lang en ontspringt in Frankrijk en is een regenrivier. Hij stroomt door Luxemburg en België naar Nederland. 

2.  De Schelde. De Schelde is 350 kilometer lang, ontspringt in Noord-Frankrijk en gaat via België (Antwerpen) naar Zeeland, Nederland.

3. De Rijn is 1230 kilometer en ontspringt in Zwitserland als gletsjerrivier uit het Gotthardmassief. De Rijn gaat door zes landen. Hij wordt gevoed door zijrivieren en is dan ook een gemengde rivier. Hij komt bij Lobith ons land binnen (bij de grens met Duitsland), en vertakt zich vervolgens in de Waal (richting Rotterdam en Noordzee) en de Neder-Rijn/Lek (via IJssel naar IJsselmeer en de Noordzee).


Rivierbeheersing

In een vorige video over water hebben we met een doorsnede van een rivier gezien hoe men de rivier probeert te beheersen. Met de winterdijken, zomerdijken, de uiterwaarden ertussen, de vaargeul, de nevengeul, enzovoort.

Andere ingrepen zijn:

-- Aanleggen van kribbenDit zijn korte stenen dammen in de rivierbedding die haaks op de zomerdijk staan. Zij zorgen ervoor dat het water vooral in het midden blijft stromen, zodat de vaargeul voor de scheepvaart diep genoeg blijft;

-- Het kanaliserenDit is het rechttrekken van de bochten in een rivier, zodat de schepen er sneller door kunnen;

-- Aanleggen van stuwenEen stuw is een vaste of beweegbare dam om het waterpeil te regelen;

-- Bouwen van sluizenEen sluis wordt gebouwd in een waterweg wanneer er een hoogteverschil is in die waterweg, waardoor de schepen daar niet langs kunnen. Bijvoorbeeld zo: Deur 1 gaat open en het schip vaart de sluis in. Deur 1 gaat dicht. Men laat het water met het schip tussen deur 1 en 2 zakken. Deur 2 gaat open en het schip kan verder varen. 

-- Ontbossing. Men probeert ontbossing tegen te gaan. Want door het kappen van bos wordt de neerslag niet langer vastgehouden door de begroeiing, en komt het sneller in de rivier terecht. Er ontstaat daardoor een zogeheten verhoogde piekafvoer, ofwel een plotselinge toevloed van water in de rivier, en dus kans op overstroming.


De verhoogde kans op overstroming komt ook door de grotere neerslag. Vroeger probeerde men overstromingen tegen te gaan door dijkverzwaring en dijkverhoging. Maar dat lijkt niet genoeg.

Tegenwoordig probeert men het ook met rivierbedverruiming.

Dit gaat zo:

-- Verdieping van het zomerbed: de rivierbedding wordt uitgegraven. Hierdoor ontstaat er meer ruimte voor de waterstroom.

-- Dijkverlegging: de winterdijken worden meer landinwaarts gelegd. Daardoor worden de uiterwaarden groter en komt er meer ruimte.

---Uiterwaardafgraving: de uiterwaarden worden meer afgegraven, uitgediept, en er ontstaat 's winters meer ruimte.

---Verlaging van kribben: de kribben houden bij hoogwater nu minder water tegen, waardoor het sneller wordt afgevoerd.

---Verwijderen van obstakels: obstakels als begroeiing als bomen of overbodige pijlers van bruggen worden verwijderd.

---Aanleg nevengeulen: dit is het aanleggen van een kanaal naast de rivier, dat bij hoogwater een deel van het rivierwater afvoert. 


Verder kan men zogenaamde overloopgebieden gebruiken om water op te slaan. Dit zijn gebieden die men tijdelijk onder water zet om het teveel aan water op te vangen. Of men gebruikt spaarbekkens. Dat zijn reservoirs waar men tijdelijk grote hoeveelheden water kan opslaan. Ook polders kunnen last hebben van overtollig water. Deze zal men dan bemalen, d.w.z. met een gemaal, watermolen, wordt het water weggepompt en bijvoorbeeld via pijpleidingen naar een zogeheten boezem gevoerd. Een boezem is een tijdelijke opslagplaats. Bijvoorbeeld een meer of rivier (wanneer die zelf niet bijna overstroomt).  Dat wegpompen en verlagen van de waterstand heet draineren.


Verstedelijking en verstening

Steden zorgen voor verstening van het aardoppervlak. Door de huizen, bestrating en wegen gaat het regenwater niet direct de grond in, maar loopt via straten en goten naar riolen, die weer uitkomen op rivieren. Dat betekent extra wateraanvoer voor rivieren. De grotere verstedelijking langs de rivieren draagt dan bij aan een hogere rivierwaterstand en overstroming. Op het platteland wordt het regenwater beter vastgehouden dan in de stad. Gemeentes kunnen helpen om wateroverlast te bestrijden door riolen te vergroten of door aanplanting van meer groen in de stad. Ze kunnen ook kunstmatige wadi's aanleggen. Een wadi is een droogstaande rivierbedding. Je kunt ze ook zelf aanleggen, die wadi's: het zijn bufferings- en infiltratievoorzieningen, bij parken, die tijdelijk gevuld worden met neerslag. Wadi staat voor Water Afvoer Drainage Infiltratie.


Tot zover de video over het waterbeheer in Nederland.