Aardrijkskunde

12. Bevolkingsontwikkeling en ruimtegebrek

Gegeven door:
Richard Mozes
Beschrijving Begrippen

Met deze kennisclip voor aardrijkskunde leer je alles over bevolkingsontwikkeling en ruimtegebrek. We leggen verschillende begrippen en situaties uit en kijken naar de verschillen tussen Nederland en Duitsland.

Agglomeratie

Een stedelijk gebied van aan elkaar gegroeide dorpen en steden, waarbinnen inwoners zich gedragen alsof ze in één stad wonen

Bevolkingsdichtheid

Het gemiddelde aantal mensen dat in een gebied of land per vierkante kilometer woont. Het totaal aantal mensen delen door de oppervlakte

Drempelwaarde

Het minimale aantal klanten dat voor een voorziening nodig is om te kunnen bestaan

Integratie

Een socialisatieproces waarbij leden van een kleinere groep zich mengen in een grotere (dominante) groep

Migranten

Bewoners die verhuizen naar een ander land of ander gebied (bijvoorbeeld van platteland naar de stad) met als doel hun leefsituatie te verbeteren

Reikwijdte

De afstand die mensen willen of kunnen afleggen om naar een voorziening te gaan

Urbanisatie

De migratie van het platteland naar de stad

Urbanisatiegraad

Geeft aan hoeveel procent van de bevolking van een bepaald gebied in steden woont

Verzorgingsgebied

Het gebied waarin de gebruikers van een voorziening wonen

Voorzieningen

Instellingen voor bewoners van een bepaald gebied, die hen helpen om hun dagelijks bestaan te leiden. Voorbeelden zijn scholen en ziekenhuizen

C1. Bevolkingsontwikkeling en ruimtegebrek

C2. Bevolkingsontwikkeling en ruimtegebrek in China

Bevolkingsontwikkeling en ruimtegebrek

Stedelijke gebieden. Wat zijn dat, wat gebeurt er en hoe worden ze georganiseerd? We hebben het hier over stedelijke gebieden in Nederland en Duitsland, geografisch gezien althans.


Nederland

In Nederland woont bijna 50% van de totale bevolking op 25% van het grondgebied. Dat gebied heet de Randstad. Dat is een stedelijk netwerk in het westen van het land, een regio, een streek dus, rond het zogeheten Groene Hart. Het wordt gemarkeerd door de belangrijkste steden:

  • Havenstad Rotterdam (mainport);
  • Regeringsstad Den Haag (het politieke centrum);
  • Knooppunt Utrecht (infrastructureel gezien) en;
  • Hoofd- en toeristenstad Amsterdam (ook handel= en financieel centrum), met zijn grote luchthaven.


Naast deze regio, de Randstad, moet je ook de volgende vier regio's kennen:

  • BrabantstadDeze regio wordt gevormd door het stedelijk netwerk Breda, Eindhoven, Helmond, 's Hertogenbosch (ook wel Den Bosch genoemd), en Tilburg.
  • Randstad Twente - Een stedelijk gebied binnen provincie Overijssel waartoe Almelo, Hengelo en Enschedé behoren.
  • Zuid Limburg - Een gebied ten zuiden van de lijn Sittard-Geleen, met Maastricht en Heerlen als belangrijkste steden.
  • Stedelijk gebied Arnhem-Nijmegen - Dit stedelijke gebied is een samenwerkingsverband van 20 steden rondom deze twee steden.


Je ziet dat de keuze voor deze regio's vooral bepaald is door het belang dat steden hebben voor deze gebieden, met hun:

* industriële en 

* culturele betekenis en uitstraling; 

* en hun woonfunctie.

Je zou die betekenissen misschien ook enigszins kunnen geven aan Groningen voor de provincie Groningen en Leeuwarden voor Friesland, maar dan gaat t om 1 stad en niet om een stedelijk gebied, dus met meer steden.


Duitsland

In het aanmerkelijk grotere Duitsland (bijna 80 miljoen inwoners) is er niet een zo'n stedelijk gebied als de Randstad, waar politiek, cultuur en economie van het hele land in geconcentreerd zijn. Je hebt er wel van oudsher het Ruhrgebied in het zuidwesten, waar de belangrijkste zware industrie gevestigd is. Tegenwoordig is er in steden als Duisburg, Essen, Dortmund en Düsseldorf steeds meer cultuur en kunst en natuur te vinden. Maar de hoofdstad en regeringsstad Berlijn, die veel meer naar het oosten ligt, is het grote belangrijke politieke en culturele centrum van Duitsland. Andere belangrijke en grote steden in Duitsland zijn in het noorden havenstad Hamburg, in het zuiden München en daartussen Frankfurt en Stuttgart. In het Oosten zijn Leipzig en Dresden van belang.


Urbanisatie en de inrichting van steden 

Sinds 1950 zijn er zowel in Duitsland als Nederland steeds meer mensen in steden gaan wonen, van het platteland naar de stad getrokken. Het is een migratiebeweging die urbanisatie heet. Je zag dat in heel West-Europa. De term urbanisatiegraad geeft dan aan hoeveel procent van de bevolking in een bepaald gebied of land in steden woont. Het urbanisatietempo is dan de jaarlijkse groei van de stedelijke bevolking.


Met die groei werden ook de voorzieningen beter in de steden, wat weer meer mensen van het platteland aantrok. Voorzieningen, ook wel accommodaties of faciliteiten genoemd, zijn de instellingen voor bewoners die hen helpen hun dagelijks bestaan te leiden. Denk hierbij aan winkelcentra, scholen, ziekenhuizen, bioscopen en seniorencentra. Als een gemeente gaat groeien, moet het bestuur er voor zorgen dat die voorzieningen meegroeien en vooral bereikbaar zijn. En dan komen we aan het begrip reikwijdte. Dat is de afstand die mensen willen of kunnen afleggen om naar zo'n voorziening te gaan. 


Dat speelt zich af in een verzorgingsgebied. Dat is het gebied waarin de gebruikers van een voorziening wonen. De bereikbaarheid is dan belangrijk. Het gemak waarmee zo'n voorziening bereikt kan worden, ook de drempelwaarde van een voorziening, speelt een rol bij de vestiging van een voorziening. De drempelwaarde is namelijk het minimum aantal klanten dat nodig is om te kunnen bestaan. Laten we als voorbeeld zeggen: de drempelwaarde van een ziekenhuis is een stuk hoger dan van een bioscoop, maar de bereikbaarheid is vast belangrijker, omdat de reikwijdte er bij een bioscoop minder toe doet, en een ziekenhuis essentiëler is voor een verzorgingsgebied dan een bios. 


Het gemeentebestuur van een stad moet dus goed nadenken over de ruimtelijke ordening, of wel inrichting, van haar grondgebied. Wat moet wanneer waar komen? Daarvoor maken ze dan een bestemmingsplan. In dat plan staat waarvoor de grond of gebouwen in de gemeente gebruikt mogen worden. Worden het woningen of winkels? Of allebei? Koopwoningen of huurwoningen? Bedrijven die willen bouwen kunnen die plannen tevoren aanvragen bij de gemeente. Er kan ook inspraak plaatsvinden door de inwoners. Niemand wil immers een vuilverbrandingsbedrijf bij hem in de straat krijgen. Een wijk wordt ingedeeld en aangepast om de leefbaarheid van de bewoners te bevorderen.


Bevolkingsopbouw en integratie

Behalve naar voorzieningen, bereikbaarheid, verkeer en indeling en ruimtelijke ordening, 

wordt ook gekeken naar de bevolkingsopbouw. Waar moeten scholen en bejaardencentra komen, waar bushaltes en waar parkeergarages? Maar ook: hoe kan men de integratie van bepaalde bevolkingsgroepen bevorderen? Want, zo hoopt men, integratie ofwel samenleving van groepen die elkaar niet goed kennen, verhoogt de participatie. Dat betekent deelname aan de maatschappij, samenwerking, elkaar beter leren kennen en waarderen. Het vermindert discriminatie. Sommige armere bevolkingsgroepen of arbeidsmigranten leven nogal geïsoleerd. En dat helpt de integratie niet bepaald.


Taal speelt daar dan soms een rol bij. Er zijn Chinezen, die zo'n andere cultuur hebben dat ze graag bij elkaar in de buurt wonen. Er ontstaan dan Chinatowns binnen de grote steden. Ook kan er, een stap verder, segregatie ontstaan. Dat betekent dat migranten buitengesloten en gediscrimineerd worden. De gemeente probeert dit tegen te gaan door ze in het bestemmingsplan meer te verdelen over de stad. Sociale ongelijkheid, bijvoorbeeld bij grote verschillen tussen sociale klassen, tussen rijk en arm, godsdiensten, afstamming, enzovoort, kan leiden tot gevoelens van haat, agressie en onveiligheid. Daarom proberen de gemeentes de verschillende groepen zo veel mogelijk te integreren, door elkaar heen te laten wonen. Als mensen elkaar beter van dichtbij leren kennen, als er dus meer sociale contacten zijn, zo is het idee, zijn ze minder achterdochtig en vijandig. Het vergroot het t gevoel van veiligheid. Al lukt dat niet altijd. 


Opbouw van een stad

De meeste steden zijn ontstaan uit dorpen. Ze hebben een oude historische stadskern, kleine huisjes en smalle straatjes, met een kerk aan een plein als middelpunt. Deze zijn steeds meer uitgebreid, een beetje grillig, met slingerende straten en grachten - er was toen nauwelijks sprake van planning. 

Daarna ging het concentrisch om het oudste centrum heen: het ging vanzelf. Er is dan nog een hoge bebouwingsdichtheid met weinig groen voor recreatie. Arbeiderswijken met arbeidershuisjes, villawijken voor de rijken. Maar het centrum werd steeds minder geschikt voor gezinswoningen.


Men week uit naar de randen van de stad. In de jaren na de tweede wereldoorlog, werden er daar veel portiek- en galerijflats gebouwd. In de jaren 70 en 80 ging men ook meer eengezinswoningen bouwen, met een tuintje voor en achter en een schuur voor de fiets. Vinex wijken. Overigens wil men tegenwoordig in plaats van één stadskern ook wel meerdere kernen bouwen: het meerkernen-stadsmodel. Of een sector groeimodel: met een stervormige plattegrond. 


Ruimte

Naarmate de steden groeiden moest men woekeren met de ruimte. Ruimtegebrek is het sleutelwoord voor stedenplanning. Iedereen wil of wilde dicht bij het centrum wonen. Of juist bij een uitvalsweg.

Want forensisme is er nog steeds: het als forens op- en neer reizen tussen werk en woning. Dat verspreidt weliswaar de bevolkingsdichtheid, maar het bevordert autogebruik in plaats van openbaar vervoer en verergert files: er ontstaat congestie.


Men moet voortbouwen op wat er al bestaat en vooral rekening houden met de stedelijke functies: 

- Wonen: Goedkope en duurdere woningen

- Werk: Kantoren en lichte en zware industrie

- Recreatie: groen, parken

- Mobiliteit en dus:

- Infrastructuur, dus wegen en vervoer, ofwel bereikbaarheid voor voorzieningen.


De overheid moet daar een balans tussen zien te vinden, tussen deze functies. Hoe beter een stads- of gemeentebestuur daar in slaagt, des te grote zal de concurrentiepositie zijn van hun gebied. 


Intussen worden de meeste steden steeds groter. Ze lijken aan elkaar te groeien en vormen een agglomeratie of stedelijke zone, zoals dat heet. Stadsbesturen, gemeenten en provincies zullen steeds meer moeten samenwerken om de planning en vooral infrastructuur te coördineren. 


Tot zover deze video over de groei van stedelijke gebieden. De vergelijking tussen Nederland en Duitsland is wat dit betreft wat uit beeld geraakt, want deze landen hebben hierin dezelfde problemen.