Biologie

1. Cellen

Gegeven door:
Quirine Hakkaart
Beschrijving Begrippen

Wil jij alles weten over cellen? Bekijk dan deze pagina met uitleg over cellen om je biologie kennis op vmbo niveau te verbeteren! Je kunt deze video goed gebruiken om je voor te bereiden op de examens of andere toetsen op de middelbare school. Wil je meer uitleg over biologie? Bekijk dan ook onze andere video’s over planten en dieren, het lichaam of voortplanting en evolutie.

Bacterie

Eencellig micro-organisme

Cellen

Kleinste bouwsteen waar alle levende organismen uit zijn opgebouwd

Celkern

Regelt alle levensprocessen in de cel

Celmembraan

Biologische structuur die de binnenkant van de cel scheidt van de buitenkant

Chlorofyl

Groene kleurstof (bladgroen) in een chloroplast

Chloroplast

Bladgroenkorrels waar fotosynthese in plaats vindt

Cytoplasma

Het grondplasma in de cel en de bijbehorende structuren

Fotosynthese

Het proces waarbij water en koolstofdioxide door het zonlicht worden omgezet in zuurstof en glucose

Vacuole

Een blaasje in een plantencel dat is gevuld met vocht, het zorgt voor stevigheid

Weefsel

Een groep cellen met dezelfde vorm en functie

A1. Cellen staan aan de basis

A2. Planten en dieren en hun samenhang

Samenvatting voor biologie - Cellen


Wat zijn cellen?

Om te begrijpen wat cellen eigenlijk zijn, moeten we eerst kijken naar de biologie in het algemeen. Binnen de biologie wordt het leven namelijk op veel verschillende niveaus bestudeerd. Daarmee bedoelen we bijvoorbeeld dat als je naar ecosysteem kijkt, je dan als het ware steeds verder kunt inzoomen op verschillende onderdelen daarvan. Denk bijvoorbeeld aan een savanne. Als je daarop inzoomt op één diersoort, zoals een leeuw of een giraffe, dan maak je al de stap van ecosysteem naar organisme.


Een organisme bestaat uit allerlei orgaanstelsels die aan elkaar gekoppeld zijn. Denk bijvoorbeeld aan het verteringsstelsel of het uitscheidingsstelsel. Zo’n orgaanstelsel bestaat vervolgens weer uit allerlei organen. Bij het verteringsstelsel kun je dan bijvoorbeeld denken aan de maag en de darmen. In die organen bevinden zich weer allerlei weefsels met ieder een specifieke taak. In de maag zijn bijvoorbeeld weefsels die het maagzuur produceren, en weefsels die een slijmlaag produceren die de maag beschermen tegen het zuur wat erin zit. Die weefsels bestaan weer uit cellen die daadwerkelijk bijvoorbeeld de productie van het maagzuur of de slijmlaag op zich nemen, en deze cellen zijn dan ook het kleinste onderdeel waar we bij het eindexamen naar kijken.


We focussen ons nu op dat laatste organisatieniveau, de cellen. Cellen zitten niet alleen in mensen of dieren, maar ook in planten en schimmels. Bacteriën zijn zelfs alleen maar cellen! Cellen zijn niet allemaal hetzelfde, ze kunnen verschillende celorganellen hebben. Dat zijn onderdelen waaruit de cel bestaat.


Waaruit bestaat een cel?

Het is goed om te bedenken dat een cel eigenlijk een afgesloten ruimte is. Het heeft dus iets om die ruimte af te sluiten, en een inhoud. Om een cel als het ware af te sluiten, wordt het celmembraan gebruikt. Dit is een soort vliesje om de cel heen. Sommige type cellen gebruiken ook nog een celwand. Deze geeft stevigheid aan de cel.

Binnenin het celmembraan zit een vloeistof waar alle andere celorganellen in drijven. Deze vloeistof noem je het cytoplasma of celplasma. Hierin drijft bijvoorbeeld de celkern. Soms wordt de celkern alleen de kern genoemd wordt. De celkern bevat alle chromosomen van het organisme. Chromosomen zijn de dragers van het erfelijke materiaal van de cel, ook wel het DNA genoemd.


Plastiden

Sommige cellen hebben in het cytoplasma ook een vacuole liggen. Dit is als het ware een opslagplaats voor bouwstenen van de cel. Daarnaast hebben plantencellen nog plastiden in hun cytoplasma liggen. Dit zijn een soort van korrels waarin kleurstoffen of zetmeel wordt opgeslagen, en belangrijke processen plaatsvinden. Er zijn in totaal drie verschillende type plastiden die je moet kennen.


Zo heb je als eerste de bladgroenkorrels. Zoals de naam al doet vermoeden, geven zij bladeren en andere onderdelen van de planten een groene kleur. Een ander woord voor bladgroenkorrel is chloroplast, en dit type celorganel komt alleen voor in planten! In de bladgroenkorrels vindt ook fotosynthese plaats. Dat is het proces waarbij planten onder invloed van licht uit koolstofdioxide, ook wel bekend als CO2, en zuurstof, ook wel bekend als O2, suiker maken, wat ze vervolgens gebruiken om van te leven.


De tweede soort plastiden zijn de kleurstofkorrels. In deze plastiden zitten kleurstoffen opgeslagen, en het zijn deze plastiden die bloemen en vruchten hun mooie gele, oranje of rode kleur geven.


Als laatste en derde soort plastide, zijn er de zetmeelkorrels. Zij hebben geen kleur, maar slaan wel zetmeel op voor de planten. Het leuke aan plastides, is dat hun functie kan veranderen van de ene in de andere soort. Denk hierbij maar eens aan een groene onrijpe banaan, die op de fruitschaal toch geel wordt. In dat geval worden de bladgroenkorrels uit de banaan omgezet in kleurstofkorrels!


Celorganellen

We gaan nu kijken naar welke type cellen er eigenlijk allemaal zijn, en welke celorganellen in welk type cel zitten. Dat gaan we doen aan de hand van de vier celtypen: dierlijke cellen, plantencellen, bacteriën en schimmels.


Dierlijke cellen bestaan eigenlijk maar uit een paar verschillende onderdelen, namelijk een celmembraan, cytoplasma en een kern.


Plantencellen bevatten, in tegenstelling tot dierlijke cellen, heel veel verschillende celorganellen, zelfs de meeste van allemaal. Zij hebben naast een celmembraan, cytoplasma en een kern, ook nog een celwand, een vacuole en plastiden.


Bacteriën zijn eigenlijk organismen van één cel in het groot. Iedere bacterie bestaat dus maar uit 1 cel en is zo klein dat je hem alleen onder een microscoop kunt zien! Bacteriën hebben geen celkern, dus het DNA van bacteriën ligt los in het cytoplasma van de cel. Ze hebben een stofwisseling, net als de cellen van planten en dieren, en planten zich voort door middel van celdeling. Eigenlijk deelt de bacterie zichzelf dan in tweeën door een nieuwe celwand te bouwen in het midden van de cel, en zo splitst de bacterie zichzelf dan van 1 naar 2 cellen.


Schimmels ken je misschien wel van de champignons die je kunt kopen in de supermarkt. Zij hebben een celkern, een celmembraan en een celwand, en kunnen ook vacuoles bevatten. Sommige schimmels kunnen we eten, zoals de champignon, maar andere schimmels zijn juist giftig voor ons. Denk bijvoorbeeld aan de schimmels in een potje jam of op een stuk oud brood.


Wat doen cellen?

Cellen zijn de bouwstenen van organismen, en ze zorgen ervoor dat de zeven levenskenmerken van organismen kunnen plaatsvinden. Zo kun je door de cellen in je longen ademhalen, en zorgen andere cellen er weer voor dat je de voedingsstoffen uit je eten kunt opnemen en je afvalstoffen kunt uitscheiden. Ook zorgen cellen ervoor dat organismen kunnen groeien, zichzelf kunnen bewegen en zich kunnen voortplanten. Dat hebben we bij bacteriën al even kort besproken, maar geldt ook voor planten, dieren en schimmels. Als laatste kun je reageren op prikkels omdat je bepaalde type cellen in je lichaam hebt. In de filmpjes over het menselijk lichaam komen we op een aantal van deze levenskenmerken nog terug, dus stay tuned!