Biologie

2. Processen in het menselijk lichaam

Gegeven door:
Quirine Hakkaart
Beschrijving Begrippen

Met behulp van de uitleg voor biologie op deze pagina leer je alles over de processen in het menselijk lichaam. Dit onderwerp hoort bij domein A van het biologie examen vmbo, dat over planten en dieren gaat. Andere uitlegvideo’s in dit domein gaan over cellen, ecosystemen, aanpassingen van het organisme en de bouw van planten.

Ader

Een bloedvat dat voor de terugvoer van het bloed naar het hart zorgt

Bloedvaten

Het bloed in het menselijk lichaam stroomt door bloedvaten. Deze hebben verschillende groottes en diktes en hebben verschillende functies

Enzym

Een eiwit dat een reactie in of buiten de cel katalyseert (mogelijk maakt of versnelt), zonder daarbij zelf verbruikt te worden of van samenstelling te veranderen

Stofwisseling

Het totaal van alle chemische processen in de cellen van een organisme

Weefsel

Een groep cellen met dezelfde vorm en functie

Zenuw

Bundel met uitlopers van zenuwcellen, omgeven door een laag bindweefsel

Homeostase

Het constant houden van het interne milieu

Zenuwstelsel

Informatie van je zintuigen naar je hersenen sturen en van je hersenen informatie naar je spieren sturen

Ademhalingsstelsel

Zuurstof opnemen en koolstofdioxide afgeven aan de lucht

Spierstelsel

Door deze spierwerking kunnen het lichaam en lichaamsonderdelen zich beweging

A1. Cellen staan aan de basis

A2. Planten en dieren en hun samenhang

Homeostase

Het belangrijkste doel van alle cellen in ons lichaam, is om ervoor te zorgen dat alle processen in je lichaam met elkaar in evenwicht zijn – dit noem je homeostase. Om dit voor elkaar te krijgen, liggen cellen met dezelfde functie vaak bij elkaar in de buurt, zodat ze elkaar kunnen helpen.


Stofwisseling en verbranding

We gaan in vier verschillende stappen kijken naar hoe deze cellen elkaar helpen. De eerste stap is die van stofwisseling en verbranding. Je cellen zijn namelijk altijd druk bezig, ook al heb je dat zelf niet door. Dat druk zijn kost ze veel energie. Die energie halen ze uit de verbranding van suikers, en dan vooral uit glucose. Als glucose wordt verbrand, komt daar energie bij vrij, net als koolstofdioxide (CO2) en water (H2O). Als je genoeg blijft eten, heeft je lichaam altijd genoeg glucose beschikbaar om te verbranden in de cellen, en dus te blijven werken. Toch is verbranding niet het enige proces wat in cellen plaatsvindt. Alle processen samen die in een cel plaatsvinden, noem je de stofwisseling van de cel. Met een moeilijk woord noem je dat ook wel het metabolisme van de cel.


Organisatie van cellen

We gaan nu kijken naar de tweede stap, en dat is de organisatie van cellen. Cellen liggen niet zomaar in je lichaam verspreid. Daar zit een bepaald systeem in, en dat is op drie verschillende niveaus georganiseerd.


Zoals we aan het begin al bespraken, liggen cellen met hetzelfde doel vaak bij elkaar in de buurt gegroepeerd. Dit is niveau 1. Zo’n groep cellen bij elkaar noem je een weefsel. Je kunt hierbij bijvoorbeeld denken aan de spiercellen in je hart, of de slijm-producerende cellen in je maag. Een weefsel bestaat dus uit cellen, maar ook uit iets dat tussencelstof heet. Deze tussencelstof is als het ware de lijm die ervoor zorgt dat de cellen uit een weefsel aan elkaar blijven plakken, en dus één weefsel blijven vormen.


Niveau twee zijn je organen, waarin verschillende weefsels samenkomen om één orgaan te vormen. Denk bijvoorbeeld aan je dunne darm, waarin spierweefsel zit, maar ook weefsels die voedingsstoffen opnemen uit het voedsel dat je hebt gegeten.


Alle organen die samen hetzelfde doel nastreven, zoals vertering of kunnen reageren op prikkels van buitenaf, heten samen een orgaanstelsel, en vormen samen het derde niveau. 


Orgaanstelsel in het lichaam

Voor je biologie examen is het belangrijk om te weten welke orgaanstelsels zich in je lichaam bevinden. Dit zijn er 10, en die gaan we stuk voor stuk bespreken.


Als eerste is er het verteringsstelsel. Het verteringsstelsel zorgt ervoor dat het voedsel dat jij eet wordt afgebroken in hele kleine stukjes, zodat het in je lichaam kan worden opgenomen. Dat in stukjes knippen doet je verteringsstelsel vaak door middel van speciale stoffen, die enzymen heten. Zij zijn als het ware de scharen die grote voedingsstoffen in kleinere stukjes knippen. Alles uit het voedsel wat je lichaam niet kan gebruiken, poep je weer uit.


Als tweede is er het bloedvatenstelsel. Je bloed zorgt voor het aanvoeren van voedingsstoffen en zuurstof, en het afvoeren van afvalproducten die je lichaam produceert. Hiervoor wordt een systeem van slagaders, aders en haarvaten gebruikt.


Ten derde zit er in je lichaam een zenuwstelsel. Het zenuwstelsel is belangrijk omdat het je spieren aanstuurt en de prikkels die je van zowel binnen als buiten je lichaam krijgt verwerkt en daarop reageert. Het zenuwstelsel bestaat dan ook uit het gehele systeem van zenuwen in je lichaam.


Ten vierde zit er in je lichaam een ademhalingsstelsel. Als je ademt, adem je lucht in via je neus of mond naar je longen. In je longen wordt zuurstof uit die lucht gehaald, en koolstofdioxide eraan toegevoegd. Vervolgens adem je de lucht uit je longen weer uit.


Als vijfde stelsel bespreken we het uitscheidingsstelsel. Dit uitscheidingsstelsel is heel belangrijk, omdat het ervoor zorgt dat schadelijke of overtollige en overbodige stoffen uit je lichaam worden verwijderd. Dit systeem bestaat, in de volgorde van binnen naar buiten, uit je nieren, je urineleiders, je blaas en je urinebuis.


Het zesde stelsel is het zintuigstelsel. Dit stelsel zorgt ervoor dat je zintuigen prikkels van buiten kunnen waarnemen. Een zintuig is dan ook een orgaan dat dit waarnemen mogelijk maakt. In totaal zijn er vijf verschillende zintuigen: je gezichtsvermogen (dus het kunnen zien), kunnen horen, kunnen ruiken, kunnen proeven en kunnen voelen. Dat laatste heet ook wel je tastzin.


Om te kunnen bewegen, hebben we het zevende orgaanstelsel nodig: het spierstelsel. Zoals de naam je misschien al vertelt, zijn dit alle spieren in je lichaam samen. Spieren zijn speciale weefsels die zich langer en korter kunnen maken – oftewel weefsels die zich kunnen samentrekken of ontspannen. In totaal heb je wel meer dan 600 spieren in je lichaam!


Als achtste stelsel bestaat je lichaam uit het hormoonstelsel. Hormonen worden afgegeven door klieren. Het zijn speciale stofjes die processen in je lichaam kunnen afremmen of stimuleren. Denk bijvoorbeeld aan stress die je misschien wel voor je examen hebt: deze stress wordt veroorzaakt door verschillende hormonen in je lichaam. Hormonen reizen via je bloed door je lichaam, en komen dus overal terecht.


Om kinderen te kunnen krijgen heeft je lichaam het negende stelsel: het voortplantingsstelsel. Het voortplantingsstelsel bevat alle organen die nodig zijn om kinderen te krijgen. Die organen noem je ook wel de geslachtsorganen. Dit systeem verschilt een beetje tussen mannen en vrouwen.


Als tiende een laatste stelsel in je lichaam heeft je lichaam ook nog een geraamte, of bottenstelsel. Dit stelsel geeft je lichaam stevigheid en bestaat, zoals de naam al doet vermoeden, uit alle botten in je lichaam. Een volwassene heeft ongeveer 200 verschillende botten in het lichaam. Grappig genoeg heeft een baby bij de geboorte meer botten dan een volwassene, maar in het lichaam van een baby zullen na verloop van tijd botten aan elkaar gaan groeien, waardoor er minder losse botten overblijven.


Samenwerking tussen orgaanstelsels

Na deze hele opsomming is het goed om nog even naar de vierde en laatste stap te kijken, en dat is de samenwerking tussen orgaanstelsels voor transport en opslag van stoffen. Een mooi voorbeeld van het transport van stoffen in je lichaam is het opnemen van stoffen. Dit gebeurt vaak via het verteringsstelsel of het ademhalingsstelsel. Het transport van deze stoffen, vindt vaak plaats met behulp van het bloedvatenstelsel, maar om verder in het lichaam tot nu te kunnen zijn, moet vaak het verteringsstelsel deze stoffen in kleinere stukjes knippen. Als de stoffen gebruikt zijn en er afvalstoffen overblijven, zorgt je uitscheidingsstelsel dat deze stoffen je lichaam zo snel mogelijk weer verlaten. Zo zie je maar weer dat bij een simpel iets als het transporteren van stoffen al veel orgaanstelsels komen kijken.


Het opslaan van stoffen in je lichaam werkt met hetzelfde principe. Het kan namelijk soms handig zijn om bepaalde voedingsstoffen te bewaren voor tijden waarin ze even niet beschikbaar zijn. Vaak worden dan bijvoorbeeld voedingsstoffen opgeslagen in de vorm van vet, maar ook je spieren kunnen stoffen opslaan.