Biologie

5. Bouw van planten

Gegeven door:
Quirine Hakkaart
Beschrijving Begrippen

Wil jij alles weten over de bouw van planten? Bekijk dan deze video en samenvatting om jouw biologie kennis op vmbo niveau te verbeteren! We hebben het in dit filmpje onder andere over de voortplanting, de verschillen tussen eenjarige en meerjarige planten en het nut van planten voor de mens.

Bastvaten

Transportkanalen in de bast, vooral bedoeld om suikers te vervoeren die gevormd zijn in het blad

Fotosynthese

Het proces waarbij water en koolstofdioxide door het zonlicht worden omgezet in zuurstof en glucose

Houtvaten

Transportkanaal voor water en zouten, soms ook voor organische stoffen. Bij het ontstaan van houtvaten worden de wanden tussen in elkaars verlengde liggende cellen opgeruimd, waarna de cellen sterven

Huidmondjes

Openingen in de opperhuid van planten, bestaande uit twee sluitcellen rond een regelbare spleet. De huidmondjes dienen voor de gaswisseling

Glucose

Belangrijk monosachararide met 6 C-atomen dat wordt gevormd bij de fotosynthese en afgebroken bij de dissimilatie

Stuifmeel

De plantaardige vorm van zaadcellen (mannelijke voortplantingscellen), afkomstig uit de meeldraad van bloemen

Vaatbundel

Verzameling van houtvaten en bastvaten en ander weefsel in kruidachtige stengels en bladeren

DNA

Drager van erfelijke informatie in alle bekende organismen

Bladgroenkorrels

Zijn de organellen die voor fotosynthese zorgen in planten

Meeldraad

Onderdeel van de mannelijke geslachtsorganen van een bloem, dat het stuifmeel voortbrengt

A1. Cellen staan aan de basis

A2. Planten en dieren en hun samenhang

We gaan kijken naar hoe planten zijn opgebouwd en welke verschillen er zijn. We zullen dit doen door allereerst de vijf belangrijkste onderdelen van een plant te bespreken, waarna we geslachtelijke en ongeslachtelijk voortplanting bespreken, als derde het verschil tussen eenjarige en meerjarige planten en als vierde het nut dat planten hebben voor de mens.


Onderdelen van een plant

Zaadplanten zijn planten die zaden kunnen produceren om zichzelf voort te planten. Deze planten hebben vaak een soort van standaard opbouw van wortels, een stengel, bladeren, bloemen en soms dus zaden.


1. Wortels

Allereerst, de wortels. De wortels zijn belangrijk voor een plant, want deze nemen met behulp van wortelharen water en mineralen op uit de bodem. Dit heeft de plant nodig om te groeien en om aan fotosynthese te kunnen doen.

 

2. De stengels

De stengels, als tweede, bevatten houtvaten en bastvaten, omgeven door de opperhuid aan de buitenkant. De houtvaten transporteren alleen water en mineralen van de wortels naar de bladeren, en de bastvaten transporteren alleen energierijke stoffen, zoals glucose, van de bladeren naar de wortels.


3. De bladeren

Als derde onderdeel zijn er de bladeren. De bladeren zijn heel belangrijk voor een plant, omdat dat de plek is waar de meeste fotosynthese plaatsvindt. Ze zijn vaak omgeven door een waslaagje, dat er voor zorgt dat de bladeren, en dus de plant, niet uitdroogt of beschadigt. 


Fotosynthese is het proces waarbij planten onder invloed van licht koolstofdioxide en water omzetten in glucose en zuurstof. De glucose wordt in de plant gebruikt en getransporteerd door de bastvaten. De zuurstof wordt uit het blad gelaten door speciale poortjes, namelijk de huidmondjes. Iedere keer als de huidmondjes open gaan, komt er zuurstof uit de bladeren. Maar, zuurstof is niet het enige wat de plant dan kwijtraakt. Er ontsnapt namelijk ook iedere keer een beetje water uit de bladeren. Dat laatste noem je verdamping


Fotosynthese zelf vindt plaats in de groene bladgroenkorrels. Deze korrels zien er ook echt groen uit, omdat al het licht dat normaal in zonlicht zit - behalve het groene licht - wordt opgenomen in de bladgroenkorrels voor de fotosynthese. Het groene licht wordt weerkaatst, en daarom zien wij de bladeren van planten dus ook als groen.


4. De bloem

Het vierde onderdeel van planten is niet altijd aanwezig, maar als het aanwezig is, vaak wel heel indrukwekkend. Het gaat hier om de bloem van een plant. De bloemen van een plant zijn opgebouwd uit vier kransen die altijd in dezelfde volgorde staan. Van buiten naar binnen zijn de volgende onderdelen belangrijk:


De buitenste krans bevat de kelkbladeren. Dit zijn vaak de groene beschermbladeren die je ziet als de bloem nog in de knop zit. Het kleurrijke blad van de bloem komt daarna en de bladeren in deze krans worden ook wel de kroonbladeren genoemd. De derde krans bevat de meeldraden. Deze bestaan uit een helmknop, waarin de stuifmeelkorrels gemaakt worden, en een helmdraad, waarop de helmknop staat. De meeldraden zijn de mannelijke voortplantingsorganen van de bloem.


De vierde krans is de stamper. De stamper is het vrouwelijke voortplantingsorgaan van de bloem, en bestaat aan de bovenkant uit drie verschillende onderdelen. Als eerste een stempel, die kleverig is zodat stuifmeel er makkelijk aan blijft plakken, een stijl, wat een soort van tunnel is naar de eicel van de plant, en als derde het vruchtbeginsel. Dit vruchtbeginsel is het beginnetje van een vrucht. In het vruchtbeginsel ligt de eicel van een plant te wachten op een stuifmeelkorrel om bevrucht te worden. Vaak is er bevruchting nodig om het vruchtbeginsel uit te laten groeien tot een volwaardige vrucht met zaadjes.


Bevruchting vindt bij planten plaats als de stuifmeelkorrel op de stempel van de stamper terecht komt, en zich een weg door de stijl naar het vruchtbeginsel weet te banen. Als de stuifmeelkorrel bij het vruchtbeginsel is, kan de kern van de stuifmeelkorrel versmelten met de eicel, en dan kan er een vrucht ontstaan met zaadjes erin.


5. Zaadjes

Na bevruchting kan dus ook het vijfde onderdeel van een plant ontstaan: de zaadjes. Zaadjes bestaan uit een zaadhuid, een kiempje en een hele hoop reservestoffen, zoals eiwitten, vetten en zetmeel. De zaadhuid zit aan de buitenkant van het zaadje, en beschermt het kiempje tegen invloeden van buitenaf. Denk bijvoorbeeld aan het donkerbruine laagje van het zaadje van een appel. Het kiempje is in het begin heel klein, maar kan met behulp van de reservestoffen uitgroeien tot een miniplantje. Vanaf dat moment heeft het plantje ook wortels en bladeren, kan het aan fotosynthese doen en water en mineralen opnemen uit de bodem.


Geslachtelijke en ongeslachtelijke voortplanting

Als er maar één ouderplant betrokken is bij de voortplanting, dan noem je dat ongeslachtelijke voortplanting, omdat er dan geen bevruchting heeft plaatsgevonden. Een aardbei kan zich onder andere ongeslachtelijk voortplanten door zogenaamde loten te maken. Zijn er twee ouderplanten bij betrokken en vindt er bevruchting plaats van de eicel van de ene plant door de stuifmeelkorrel van de andere plant, dan heet dat geslachtelijke voortplanting. Hierbij ontstaan dus ook zaden. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het vormen van appels aan een appelboom.


Eenjarige en meerjarige planten

Het derde onderwerp gaat over het verschil tussen eenjarige en meerjarige planten. Dat verschil zit hem voor een groot deel al in de naam. Eenjarige planten leven over het algemeen maar één jaar, en dat betekent dus ook dat hun hele levenscyclus zich in dat jaar moet afspelen voordat de plant in de herfst sterft. Meerjarige planten kunnen de winter overleven, en hoeven dus niet persé de gehele levenscyclus in één jaar te doorlopen.


Het nut van planten

Naast dat planten de zuurstof produceren die wij inademen, gebruiken wij veel verschillende onderdelen van planten. Zo eten we bladeren van bijvoorbeeld sla of spinazie, of de bloemknoppen bij spruitjes, de vruchten bij paprika’s, tomaten, appels en peren. De wortels eten we bijvoorbeeld van de pastinaak of een wortel. Daarnaast worden planten ook gebruikt om andere producten, zoals katoen, rubber, hout en kurk van te maken.