Biologie

6. Spijsvertering

Gegeven door:
Quirine Hakkaart
Beschrijving Begrippen

Wil jij alles weten over hoe jouw lichaam zichzelf in stand houdt? Dan ben je hier op de juiste plek. Op deze pagina leggen we je uit wat de spijsvertering precies is, waar het uit bestaat en hoe het in zijn werk gaat. We raden je aan om alle uitleg video’s over de lesstof van biologie te gebruiken om te leren, voor zowel je eindexamen als SE’s in de bovenbouw.

B1. Het lichaam in stand houden

ThumbnailPlay
ThumbnailPlay
ThumbnailPlay
ThumbnailPlay
ThumbnailPlay
B2. Reageren op prikkels

B3. Bescherming en antistoffen

B4. Gedrag bij mens en dier

We gaan kijken naar hoe de spijsvertering bij de mens werkt, en wat daar allemaal bij komt kijken. We gaan drie verschillende onderwerpen behandelen. Als eerste beantwoorden we kort de vraag wat spijsvertering eigenlijk is. Daarna bekijken we uit welke onderdelen het spijsverteringskanaal allemaal bestaat, waarna we als derde en laatste onderdeel meer in detail gaan kijken naar wat er precies gebeurt in het spijsverteringskanaal. 


Wat is spijsvertering?

In je spijsverteringskanaal wordt het voedsel dat je eet na de maaltijd verteerd, zodat het kan worden opgenomen en gebruikt in je lichaam. 


Het is belangrijk dat je goed weet uit welke verschillende organen in welke volgorde bij de spijsvertering betrokken zijn. Achtereenvolgens zijn dit je mond, slokdarm, maag, twaalfvingerige darm, dunne darm, dikke darm, endeldarm en je anus. We zullen nu kort deze acht verschillende onderdelen bespreken, waarna we nog naar drie andere organen gaan kijken waar het voedsel niet doorheen gaat, maar die wel heel belangrijk zijn: de lever, de galblaas en de alvleesklier.


Onderdelen van het spijsverteringskanaal

Als je iets eet, komt het als eerste terecht in je mond. In je mond bevinden zich speekselklieren, die speeksel aan het voedsel toevoegen. Dat speeksel zorgt ervoor dat bacteriën gedood worden, voedsel smeuïger wordt zodat het makkelijker kan worden verteerd, en dat zetmeel uit je eten verteerd wordt. Ook zitten er tanden en kiezen in je mond, wat ook wel je gebit genoemd wordt. Je tanden en kiezen zorgen ervoor dat het eten goed vermalen wordt, en het speeksel en het eten goed met elkaar gemengd wordt. Ook worden ze bij sommige diersoorten gebruikt om aan te vallen of te verdedigen.


Een volwassen mens heeft 32 tanden en kiezen: 16 boven en 16 onder. Iedere tand heeft een standaard opbouw. Het deel wat je in je mond ziet zitten, heet de kroon. Het deel waarmee de tand vast zit in je kaak noem je de wortel. Het bovenste laagje van de kroon is het tandglazuur. Je tandglazuur beschermt je tandbeen, dat daaronder zit, tegen beschadigingen. Het tandbeen is het voornaamste bestanddeel van je tanden en kiezen en bevindt zich in zowel wortel als kroon. In de wortel wordt het tandbeen beschermd tegen beschadigingen door het zogenaamde cement. Vanuit de wortel lopen nog zenuwen en bloedvaten je kaak in. Zij voorzien je tand van de nodige voedingsstoffen en verwijderen afvalstoffen.


Je hebt bij de tandarts misschien wel eens gehoord dat je een ‘gaatje’ hebt. Dit is een teken van tandbederf. Hierbij zijn je tandglazuur en je tandbeen aangetast door slechte bacteriën in je mond. Zo’n gaatje ontstaat niet in één of twee dagen, maar door een lange periode van niet goed je tanden poetsen. Soms geeft de tandarts je een fluoride-behandeling. Dit maakt je tandglazuur sterker, waardoor er minder makkelijk gaatjes ontstaan.


Slokdarm en maag

Vanuit je mond komt het eten dat je eet terecht in je slokdarm. In je slokdarm zitten spieren die zó bewegen, dat het voedsel naar het volgende orgaan - de maag - wordt geduwd. In de maag wordt de voedselbrij opgeslagen en maagsap aan de voedselbrij toegevoegd. Dit heeft twee doelen: ervoor zorgen dat de voedselbrij verder wordt afgebroken, en twee: dat eventuele bacteriën en andere ziekteverwekkers worden gedood.


Twaalfvingerige darm

Als het voedsel lang genoeg in de maag heeft gezeten, gaat het naar de twaalfvingerige darm. Dit stukje darm is al een onderdeel van de dunne darm. In de twaalfvingerige darm wordt gal en alvleessap aan de voedselbrij toegevoegd om de voedingsstoffen in de voedselbrij verder te verteren. Onder invloed van het aantrekken en ontspannen van de spieren uit de darmwand, beweegt de voedselbrij zich voort. Dit heet darmperistaltiek

 

Dunne darm

De dunne darm heeft een belangrijke taak in het spijsverteringskanaal. Het gal, dat wordt geproduceerd in de lever en opgeslagen in de galblaas, zorgt ervoor dat de vetten in het eten emulgeren. Dat is een moeilijk woord voor het in kleine hoopjes opsplitsen van de hoeveelheid vet in de voedselbrij. De stoffen die dit doen, zijn geen enzymen! Dat is meteen ook een belangrijk verschil met het alvleessap uit de alvleesklier. Dit alvleessap bevat wel enzymen, die suikers, vetten en eiwitten in stukjes kunnen knippen. Ze zijn dan voor je lichaam makkelijker op te nemen en te gebruiken.


Als laatste wordt in de darmen ook nog darmsap aan de voedselbrij toegevoegd. Ook darmsap bevat allerlei enzymen die helpen bij het afbreken van het voedsel. In de dunne darm bevinden zich ook allerlei goede bacteriën. Zij helpen je om de voedingsstoffen uit je voedsel verder af te breken, zodat ze kunnen worden opgenomen in je lichaam. Daarnaast zorgen ze er ook voor dat schadelijke bacteriën minder kans hebben om je lichaam binnen te dringen.


Dikke darm

Als zo veel mogelijk voedingsstoffen in je dunne darm zijn opgenomen in je lichaam, gaat de voedselbrij naar je dikke darm. In je dikke darm wordt zo veel mogelijk water uit de voedselbrij gehaald en weer in je lichaam opgenomen. Dit noem je resorptie van water. Ook zorgen goede bacteriën ervoor dat de laatste restjes voedingsstoffen alsnog in je lichaam worden opgenomen.

 

Endeldarm en anus

Als er echt geen voedingsstoffen meer uit de voedselbrij te halen zijn, dan wordt de voedselbrij tijdelijk opgeslagen in je endeldarm. Als je endeldarm vol is, gaat er een signaal naar je hersenen, waardoor je naar de wc moet. Op de wc verlaat de voedselbrij je lichaam dan via de anus. Dit hele proces duurt ongeveer vierentwintig uur.


Lever, galblaas en de alvleesklier

Nu hebben we tot nu toe alleen de organen besproken waar het voedsel daadwerkelijk doorheen gaat. Toch zijn er ook organen heel erg belangrijk bij de spijsvertering waar het voedsel niet direct doorheen gaat. Dat zijn de lever, de galblaas en de alvleesklier. In de lever wordt gal geproduceerd. Zoals eerder genoemd, zorgt gal ervoor dat vet uit je eten wordt opgesplitst in hele kleine stukjes, waardoor het makkelijker te verteren is. Dit gal wordt opgeslagen in de galblaas, totdat er voedsel in de twaalfvingerige darm zit waar het aan kan worden toegevoegd. De alvleesklier produceert alvleessap, waar enzymen in zitten die eiwitten, suikers en vetten in stukken knippen, waardoor ze makkelijker in je lichaam worden opgenomen.


Nu we weten welke organen betrokken zijn bij het verteren van het voedsel dat we eten, is het tijd om meer in detail te gaan kijken naar een aantal organen die betrokken zijn bij de spijsvertering. We beginnen met in detail te kijken naar resorptie, als tweede nemen we de poortader onder de loep, en als derde de werking van de lever.


Resorptie

Het opnemen van voedingsstoffen in bloed en lymfe is erg belangrijk voor ons lichaam. Zo krijgt ons lichaam genoeg energie binnen om te blijven functioneren. Het proces wat hierachter zit, heet resorptie. Dit vindt voornamelijk plaats in de dunne darm. De nuchtere darm neemt vooral vet en water op, terwijl eiwitten in zowel de nuchtere darm als de kronkeldarm worden opgenomen. De vetten uit je voeding worden aan je lymfe toegevoegd, en zo naar hun plaats van bestemming gebracht. Aminozuren en koolhydraten, wat eigenlijk moeilijke woorden zijn voor suikers is, worden in het bloed opgenomen. 


De werking van de lever

De kleine bloedvaatjes in je dunne darm, staan allemaal in verbinding met één ader, namelijk de poortader. Deze poortader vervoert de voedingsstoffen naar de lever, waar ze verder verwerkt worden. Nu we bij de lever zijn aangekomen, is het belangrijk om te kijken naar wat de lever allemaal doet. Je lever bevindt zich rechtsboven in je buikholte. Het is een orgaan dat eigenlijk van alle markten thuis is, omdat het zo veel taken heeft. Je lever is betrokken bij je spijsvertering, je stofwisseling, de bloedvorming, afbraak van stoffen en uitscheiding.


Allereerst produceert de lever gal. Zoals eerder besproken, zorgt gal ervoor dat vetten geëmulgeerd worden, waardoor ze beter verteerd kunnen worden. Als tweede verwerkt de lever de voedingsstoffen die vanuit de darmen via de poortader worden aangevoerd. Vetten en suikers worden zo omgezet dat ze brandstof zijn voor alle cellen van je lichaam, en dus ook door heel je lichaam gestuurd. Ook medicijnen, alcohol en drugs worden door je lever omgezet in andere stoffen. Soms worden deze stoffen dan onwerkbaar. Vooral bij medicijnen wordt hier rekening mee gehouden, door de dosis aan te passen, zodat er nog genoeg medicijn in de rest van je lichaam terecht komt.


Als derde speelt je lever een belangrijke rol in het produceren van eiwitten, die zich vanuit de lever door je lichaam verspreiden. Ook zorgt je lever voor de afbraak van afvalstoffen en gifstoffen, die in de lever uit het bloed worden gefilterd. De lever kan deze stoffen onschadelijk maken of ze zo omzetten dat ze opnieuw in je lichaam kunnen worden gebruikt. De afvalstoffen kunnen via de darmen worden afgevoerd en uitgescheiden.

 

Overtollige aminozuren worden ook door de lever afgebroken, waarbij ureum ontstaat. Ureum wordt vervolgens afgegeven aan het bloed, en in de nieren uit het bloed gefilterd en uitgescheiden. De vijfde en laatste taak van de lever is het dienen als opslagorgaan. Een deel van de suikers, aminozuren, vetten en vitamines uit je voeding worden in de lever zelf opgeslagen. De suikers worden dan opgeslagen in de vorm van glycogeen. Zo kan, door glycogeen weer om te zetten in glucose, op een later moment je bloedsuikerspiegel op pijl worden gehouden. Bijvoorbeeld als je lange tijd niks gegeten hebt, of als je aan het sporten bent.