Biologie

15. Afweersysteem

Gegeven door:
Quirine Hakkaart
Beschrijving Begrippen

In deze video geven we uitleg over het afweersysteem bij mensen. Het afweersysteem zorgt ervoor dat je beschermt wordt tegen bedreigende antigenen en dat je antistoffen aanmaakt. Je komt hier dus alles te weten over hoe jouw lichaam je beschermt tegen bedreigingen. Deze uitlegvideo is onderdeel van subdomein B3: Bescherming en antistoffen. Om je optimaal voor te bereiden om toetsen en examens raden we je aan om ook de video’s van andere subdomeinen te bekijken.

Actieve immunisatie

Proces van immuun worden waarbij het lichaam zelf de antistoffen maakt. Dit kan op een natuurlijke manier gebeuren door het krijgen van een ziekte of kunstmatig, door vaccineren, waarbij een verzwakte ziekteverwekker wordt toegevoegd

Celkern

Regelt alle levensprocessen in de cel

DNA

Bevat de erfelijke informatie van een organisme

Immunisatie

Het immuun worden voor een bepaalde ziekte, men is gedurende een bepaalde tijd niet meer vatbaar is voor een bepaalde ziekte

Immuun

Weerstand tegen een bepaalde ziekte. De immuniteit kan actief of passief verworven zijn

RNA

Ribonucleïnezuur. Een bestanddeel van eiwitten die bestaat uit een streng van nucleotiden met één van de vier organische basen adenine (A), cytosine (C), guanine (G) en uridine (U), dus zoals DNA , maar dan met uracil in plaats van thymine (T)

Stofwisseling

Het totaal van alle chemische processen in de cellen van een organisme

Infecties

Als een micro-organisme, virus, bacterie of parasiet in een mens of dier is binnengedrongen en zich daar vermenigvuldigd heeft

Antigenen

Lichaamsvreemde stoffen die je lichaam bedreigen, zoals virussen en bacteriën

Antistoffen

Speciale moleculen die geproduceerd worden door je lichaam als reactie op een ziekteverwekker

B1. Het lichaam in stand houden

B2. Reageren op prikkels

B3. Bescherming en antistoffen

B4. Gedrag bij mens en dier

Welke antigenen bedreigen ons lichaam?

Antigenen zijn lichaamsvreemde stoffen die je lichaam bedreigen. Je kunt hierbij denken aan virussen, bacteriën, maar soms ook gewoon stoffen of grote moleculen. Deze antigenen kunnen je lichaam bedreigen: als zij in je lichaam terecht komen, en je lichaam doet niks, kun je heel erg ziek worden. Daarom is het belangrijk dat je een afweersysteem hebt, dat aan het werk gaat als er een antigeen in je lichaam terecht komt. 


Virussen

Virussen zijn geen cellen, maar alleen een kern van DNA of RNA met daaromheen een eiwitmembraan, wat ook wel de eiwitmantel wordt genoemd. Ze zijn superklein, kleiner dan bacteriën! Omdat virussen eigenlijk alleen uit DNA of RNA en een eiwitmantel bestaan, kunnen ze niet zelf overleven, omdat zij zelf geen stofwisseling hebben. Om te overleven hebben ze altijd een zogenaamde gastheercel nodig. Dit kan bijvoorbeeld een cel van een mens of een dier zijn. Ze kapen dan als het ware de gastheercel en gebruiken de stofwisselingsmechanismen van de gastheercel om zichzelf te vermenigvuldigen.


Bacteriën

Bacteriën zijn wel complete cellen met alles erop en eraan. Het enige dat bacteriën niet hebben ten opzichte van bijvoorbeeld menselijke cellen, is een celkern. Ze kunnen zichzelf in leven houden omdat ze een stofwisseling hebben, en ook zichzelf snel vermenigvuldigen. Dat snelle vermenigvuldigen kan een gevaar zijn als een slechte bacterie in je lichaam komt. In je lichaam, bijvoorbeeld in je darmen, zitten heel veel goede bacteriën, maar het gaat juist om de slechte bacteriën die een gevaar vormen voor je lichaam.


Andere lichaamsvreemde stoffen en cellen kunnen ook je lichaam bedreigen. Je witte bloedcellen komen dan in actie en proberen deze lichaamsvreemde stoffen en cellen te bestrijden, zodat ze bijvoorbeeld geen infectie worden.


Antilichamen

In je lichaam zijn veel antistoffen aanwezig. Een antistof wordt ook wel antilichaam genoemd. Het zijn speciale moleculen die geproduceerd worden door je lichaam, als reactie op een ziekteverwekker in je lichaam. Iedere ziekteverwekker heeft een eigen antistof, waardoor je lichaam bij een volgende besmetting sneller kan reageren op de ziekteverwekker, omdat je lichaam zich als het ware nog ‘herinnert’ wat hij moet doen om de besmetting tegen te gaan. Als je ziek bent geworden door een virus, worden er heel veel antistoffen aangemaakt. Dit is dan ook de manier waarop je kunt genezen van een virusbesmetting. Ben je besmet door een bacterie, dan helpt antibiotica soms. Antibiotica werkt niet tegen virussen, bijvoorbeeld een verkoudheidsvirus, maar wel tegen bacteriën, bijvoorbeeld bij een wondje dat geïnfecteerd raakt. 


Rode bloedcellen dragen antigenen op zich. Dit is heel belangrijk bij het geven van bloedtransfusies, omdat in het bloed antistoffen aanwezig zijn tegen de antigenen die op bloed van een andere bloedgroep. Men heeft onderzocht dat er vier verschillende bloedgroepen zijn, namelijk A, B, AB en 0. Daarom wordt het systeem van bloedgroepen ook het AB0-systeem genoemd. Daarnaast speelt er bij je bloedgroep ook de resusfactor een belangrijke rol, met name tijdens de zwangerschap. Als een resusnegatieve moeder een resuspositief kind verwacht, kan de baby ziek worden. Ook bij transplantaties, waarbij lichaamscellen van de donor naar de ontvanger gaan, spelen antistoffen en antigenen een belangrijke rol.


Wat zeggen antistoffen over besmettingen van je lichaam?

Voor iedere besmetting van je lichaam door een ziekteverwekker die we hiervoor besproken hebben, worden antistoffen aangemaakt. Alle besmettingen die je lichaam dus heeft doorgemaakt, zou je terug moeten kunnen vinden in de antistoffen die in je lichaam aanwezig zijn.


Hoe kunnen antistoffen als diagnostisch middel dienen en hoe werkt dit?

We gaan dit bekijken aan de hand van drie voorbeelden: bloedgroepbepaling en bloedtransfusie, verwantschap studies en identificatie en karakterisering van onbekende antigenen. 


Als er bloed bij je wordt afgenomen, kan dat gecheckt worden op welke bloedgroep je hebt. Dit is belangrijk als je bijvoorbeeld een bloedtransfusie moet ontvangen. Als je bloedgroep A hebt, dan heb je A-antigenen op je rode bloedcellen liggen, en heb je anti-B antistoffen in je bloed. 


Bij bloedgroep B is het juist omgekeerd: Dan heb je B-antigenen op je rode bloedcellen liggen, en anti-A antistoffen in je bloed. 


Als je bloedgroep AB hebt, dan heb je zowel A- als B-antigenen op je rode bloedcellen liggen, en geen antistoffen A of B in je bloed. Dit maakt dat je bloed van alle bloedgroepen kunt ontvangen; je bent dan een zogenaamde ‘universele ontvanger’. 


Bij bloedgroep 0 heb je geen antigenen op de rode bloedcellen liggen, en anti-A en anti-B in het bloed. Je kunt dan alleen bloed krijgen van een donor met bloedgroep 0, maar jouw bloed kan wel worden toegediend aan iedereen. Je bent dan ook wel een ‘universele donor’. Heb je bloedgroep A of B, dan kun je dus ook bloed van een donor met bloedgroep 0 ontvangen.


Verwantschapsstudies worden vaak uitgevoerd om de relatie tussen personen te kunnen bepalen. Soms heeft het hierbij zin om te kijken naar de antistoffen in iemands bloed.


In bloed wat wordt afgenomen bij mensen, zitten soms antistoffen tegen antigenen die men niet kent. De identificatie en karakterisering van onbekende antigenen is belangrijk in wetenschappelijk onderzoek. Het kan daarnaast ook dienen voor het ontwikkelen van vaccins om mensen preventief mee in te enten.


Hoe kan de bescherming van je lichaam kunstmatig worden verhoogd?

Als vierde gaan we kijken naar hoe je de bescherming van je lichaam kunstmatig kunt verhogen. Er zijn daarbij twee verschillende manieren: namelijk actieve en passieve immunisatie.


Bij actieve immunisatie word je ingeënt tegen een bepaalde ziekte. Je krijgt dan antigenen of een verzwakte of gedode ziekteverwekker in je lichaam ingespoten. Door dit inspuiten, gaat je lichaam aan de slag om deze ziekteverwekker te bestrijden. De ziekteverwekker kan geen schade toebrengen, maar activeert dus wel je afweersysteem, wat er voor zorgt dat jij in de toekomst beschermd bent tegen die ziekte. Ook als je lichaam besmet wordt met een ziekteverwekker en er daardoor antistoffen worden aangemaakt, is dat een vorm van actieve immunisatie voor die ziekte.


Bij passieve immunisatie krijg je ook een prik, maar dan wordt er serum ingespoten. Dit is een vloeistof waarin antistoffen tegen een bepaalde besmetting zitten. Je lichaam hoeft dan dus niet zelf aan de slag. Baby’s die borstvoeding drinken, krijgen via de borstvoeding 


Rijksvaccinatieprogramma en antibiotica

Het rijksvaccinatieprogramma is een programma om kinderen in te enten tegen een hoop schadelijke ziektes. Vanaf dat een baby 2 maanden oud is, zijn er dan vaste momenten waarop een baby inentingen krijgt, om zo optimaal tegen deze ziekteverwekkers beschermd te zijn. Ook onze huisdieren en landbouwhuisdieren kunnen tegen bepaalde ziektes worden ingeënt. 


Antibiotica is ook een middel om de bescherming van je lichaam kunstmatig te verhogen. Het zorgt ervoor dat de bacteriën in je lichaam dood gaan. Dat is goed, als het om de slechte bacteriën gaat, maar ook de goede bacteriën in je lichaam gaan dood.


Welke rol speelt je afweersysteem bij transplantaties en auto-immuunziektes?

Bij transplantaties wordt er weefsel van een donor in of op een ontvanger geplaatst. Dat gebeurt in het ziekenhuis, en je immuunsysteem speelt daarbij een belangrijke rol. Dat zorgt er namelijk voor dat lichaamsvreemde stoffen die in je lichaam komen, bestreden worden. Daarom wordt er altijd bij een transplantatie een zo goed mogelijke match gezocht wat betreft bloedgroep en andere factoren, zodat het weefsel dat iemand in zich krijgt, zo veel mogelijk op dat van zichzelf lijkt. Daarnaast wordt ook het immuunsysteem van de ontvanger onderdrukt, zodat deze het nieuwe weefsel niet aan zal vallen, waardoor het afgestoten kan worden.


Bij een auto-immuunziekte ziet je afweersysteem lichaamseigen cellen aan als lichaamsvreemd, en zal ze dus gaan bestrijden. Dit is bijvoorbeeld het geval bij diabetes type 1, waarbij het afweersysteem de cellen die insuline maken kapot maakt, omdat het afweersysteem ze aanziet als lichaamsvreemd.