Economie

2. Inkomsten van de overheid

Gegeven door:
Maxim Levitski
Beschrijving Begrippen

Deze samenvatting voor economie op vmboniveau gaat over de inkomsten van de overheid. Hierbij zullen we dieper ingaan op het belastingstelsel, het budgetmechanisme, accijnzen, BTW en nog veel meer. Zo hebben we het bij het belastingstelsel bijvoorbeeld over het progressief belastingstelsel en het degressief belastingstelsel. Vergeet niet om ook de begrippenlijst te bekijken!

Budgetmechanisme

De overheid stelt vaste bedragen aan voor bepaalde goederen of diensten.

Belastingstelsel

Het belastingstelsel zijn de wetten en regels die het berekenen en innen van belasting regelen.

Progressief belastingstelsel

Hoe hoger je inkomen is, hoe meer je percentueel moet betalen. Als je meer verdient, wordt je belangspercentage dus hoger.

Degressief belastingstelsel

Hoe hoger je inkomen is, hoe minder je percentueel moet betalen. Als je meer verdient, wordt je belasting percentage dus juist lager.

Proportioneel belastingstelsel

Het belastingspercentage is constant. Het is altijf hetzelfde.

Nivellering

Hier probeert met de inkomensverschillen te verkleinen. Nivellering is dus het proces waarbij men in een bepaald opzicht een gelijk(er) niveau probeert te bereiken.

Sociale zekerheid

Sociale zekerheid is bedoeld om inkomen en/of verzorging te garanderen voor mensen die niet in staat zijn om zelf in (voldoende) inkomen en/of verzorging te voorzien, door bijvoorbeeld arbeidsongeschiktheid of werkloosheid.

Accijnzen

Dit is een vorm van extra belasting die geldt op bepaalde producten waarvan de overheid wil dat er minder van gekocht wordt. In andere woorden de Overheid wil het gebruik ervan ontmoedigen en maakt die producten door middel van extra belasting daarom duurder.

Vennootschapsbelasting

Dit is een belasting die bedrijven afstaan over hun winst. Hoe meer winst er is hoe percentueel meer er wordt afgedragen aan de belasting.

Houderschapsbelasting belastingen

Tegenwoordig wordt deze belasting Motorrijtuigenbelasting of Wegenbelasting genoemd. Simpel gezegd is dit een belasting die je betaalt als je in het bezit bent van een auto of motor en de hoogte ervan wordt bepaald afhankelijk van wat voor auto of motor je hebt. Hoe duurzamer de auto, hoe minder belasting.Deze belastingen hebben betrekking tot de gemeente waarin je woont en verschillen qua hoogte per gemeente.

Gemeentelijke belastingen

Deze belastingen hebben betrekking tot de gemeente waarin je woont en verschillen qua hoogte per gemeente. Voorbeelden van dit soort belastingen zijn: Afvalstoffenheffing, Rioolrechten en Onroerendezaakbelasting.

C1: Overheid en bestuur

Het budgetmechanisme

De overheid heeft niet één specifieke manier voor het verkrijgen van inkomsten. Voordat we hier verder op ingaan is het belangrijk om te weten dat overheid werkt volgens het budgetmechanisme. Dit houdt in dat de overheid vaste bedragen aanstelt voor bepaalde goederen of diensten. De overheid heeft in tegenstelling tot de particuliere sector, die werkt volgens het marktmechanisme, geen winstoogmerk. Dat wil zeggen dat de inkomsten die de overheid verkrijgt, verdeeld worden over de goederen en diensten waarvoor een bepaald budget is vrijgemaakt en er dus geen winst gemaakt wordt door de overheid.


Het belastingstelsel

De belangrijkste inkomstenbron van de overheid is het innen van de belastingen. Er bestaan verschillende soorten belastingen en samen met alle regels die erbij horen, vormt dat het belastingstelsel. Er bestaan verschillende soorten belastingstelsels:

1. Progressief belastingstelsel: hoe hoger je inkomen wordt, hoe meer je procentueel gaat betalen. Als je meer verdient, wordt je belangenpercentage hoger.

2: Degressief belastingstelsel: hoe hoger je inkomen wordt, hoe minder je procentueel gaat betalen. Als je meer verdient, wordt je belangenpercentage juist lager.

3: Proportioneel: Het belastingpercentage is altijd hetzelfde.


In Nederland hebben wij het progressieve belastingstelsel. Stel: je hebt iemand die 30.000 verdient en iemand die 50.000 verdient. Bruto, dus vóór belastingen, is er een verschil van 20.000 in inkomen. De persoon die 30.000 verdient zal gemiddeld 30% procent belasting betalen over zijn inkomen, waardoor hij 21.000 zal gaan overhouden. De persoon die bruto, dus vóór belastingen 50.000 verdient, zal gemiddeld 40% betalen en ongeveer 30.000 overhouden. Waar het gemiddelde verschil vóór belastingen 20.000 bedroeg, is het verschil na belastingen verminderd tot 9.000.


Nivellering

Het verkleinen van de inkomensverschillen is een belangrijk idee in het progressief belastingstelsel en wordt nivellering genoemd, wat een zeer belangrijk begrip is in het Nederlandse belastingstelsel. Nivellering houdt in dat de verschillen tussen inkomens kleiner worden door de belasting; hoge en lagere inkomens komen dichter bij elkaar na de belastingheffing. Bij een degressief belastingstelsel worden de verschillen juist vergroot, en dit wordt denivellering genoemd.


Premie

Naast inkomstenbelasting, betalen (werkende) burgers ook een premie voor de volksverzekering. Dit is een gedeelte van hun inkomen dat naar de overheid gaat en te maken heeft met de sociale zekerheid. Wanneer je werkt voor een werkgever, houdt de werkgever je belasting en de premies al in op je loon en draagt hij het af aan de belastingdienst. Dit inhouden wordt loonheffing genoemd. Dit maakt het eigenlijk erg simpel voor je wanneer je in loondienst ben voor iemand, omdat je heel weinig moet invullen in de belastingaangifte. Dat doet je werkgever dan namelijk al voor je.


BTW

Het volgende punt waar we het over gaan hebben is de BTW. Er zijn naast inkomstenbelasting en premies voor de volksverzekering ook nog andere belastingen die voor inkomsten zorgen bij de overheid. Zo is er een omzetbelasting die geldt voor bedrijven en indirect voor consumenten. Het meest bekende voorbeeld daarvan is BTW of Belasting Toegevoegde Waarde. Dit is een belasting die vaak inbegrepen zit in de prijs van een product, maar die het bedrijf vervolgens weer afstaat aan de overheid. Omdat de producten uiteindelijk gekocht worden door de consument, betaalt de consument deze belasting indirect aan de overheid. Het bedrag van de BTW zit dus al in de prijs van het product. Dit is wat bedoeld wordt met indirecte belasting. De belasting geldt voor de bedrijven, maar de consument betaalt het.


Accijnzen

Dit is een vorm van extra belasting die geldt op bepaalde producten waarvan de overheid wil dat er minder van gekocht wordt. In andere woorden: de overheid wil het gebruik ervan ontmoedigen en maakt die producten door middel van extra belasting daarom duurder. De drie bekende accijnsgoederen zijn alcohol, tabak en brandstof.


1: Met alcohol is het zo dat het over het algemeen bekend is dat het schadelijke gevolgen heeft op de gezondheid en het dronkenschap en ongewilde situaties kan creëren. De algemene regel wat betreft accijns op alcohol is dat, hoe hoger het alcoholpercentage is, hoe hoger de prijs wordt.


2: Tabak heeft de hoogste accijns, want dat is een product dat de overheid zwaar wil ontmoedigen om te gebruiken. De gezondheid risico’s over het lange termijn zijn heel hevig, en daarom zien we dat sigaretten steeds duurder worden.


3: Met brandstof wordt bijvoorbeeld benzine en diesel bedoeld. De overheid wil het gebruik daarvan ontmoedigen omdat over het algemeen deze stoffen schadelijk zijn voor het milieu.


Vennootschapsbelasting

Dit is een belasting die bedrijven afstaan over hun winst. Dit werkt ongeveer volgens hetzelfde idee als het progressief belastingstelsel, maar dan met betrekking tot de winst. Dus hoe meer winst er is, hoe meer er percentueel wordt afgedragen aan de belasting. Stel je voor, een BV heeft een bruto winst - dus voor belastingen - van €200.000. Over die €200.000 moet het dan, in 2020, 16,5% belasting betalen. Dat wil zeggen dat van de €200.000 er €33.000 afgedragen moet worden, waardoor de BV een netto winst overhoudt van €167.000.


Het idee is dat over elke extra euro winst boven de €200.000 er 25% afgedragen moet worden. Dus: stel een BV verdient €250.000. Dan moet over €200.000 16,5% belasting betaald worden en over de extra €50.000, 25% belasting betaald worden. Dus dat komt neer op: €33.000 van de €200.000, namelijk 200.000 keer 0,165 + 12.500 en 50.000 keer 0,25, wat neer komt op een totale belasting van €45.500. De nettowinst voor een BV met €250.000 winst wordt dan 204.500, namelijk de totale brutowinst (250.000) – 45.500 (de belasting) = 204.500 Dit maakt de vennootschapsbelasting vergelijkbaar met het progressief belastingstelsel op inkomen. De verschillen naarmate de winst groter wordt, worden namelijk kleiner gemaakt.


Houderschapsbelasting

Deze belasting heeft betrekking op het bezit van een motorvoertuig, bijvoorbeeld een auto of motor. Dit is nogal een verouderde benaming voor deze belasting: het wordt tegenwoordig motorrijtuigenbelasting of wegenbelasting genoemd. Simpel gezegd is dit een belasting die je betaalt als je in het bezit bent van een auto of motor. De hoogte ervan wordt bepaald afhankelijk van wat voor auto of motor je hebt. Hoe duurzamer de auto, hoe minder belasting je hoeft te betalen.


Gemeentelijke belastingen

Dan komen we nu bij de laatste vorm van inkomsten voor de overheid die je moet weten, namelijk: de gemeentelijke belasting. Deze belastingen hebben betrekking tot de gemeente waarin je woont en verschillen qua hoogte per gemeente. Voorbeelden van dit soort belastingen zijn:

1. Afvalstoffenheffing: Dit heeft betrekking op het ophalen en verwerken van het afval. De gemeente zorgt ervoor dat vuil goed en op tijd wordt opgehaald en verwerkt, zodat het schoon blijft in de gemeente.

2. Rioolrechten: Deze belasting heeft te maken met het gebruik maken van het riool van de gemeente. De belasting wordt geïnd zodat jij gebruikt kan maken van het riool.

3. Onroerendezaakbelasting: Dit is een belasting die eigenaren van vastgoed betalen aan de gemeente. Het is belangrijk om te weten dat het hier niet gaat om woningen, maar om bijvoorbeeld grond of bedrijfspanden.