Economie

1. Import & export

Gegeven door:
Maxim Levitski
Beschrijving Begrippen

In deze kennisclip voor economie gaan we het hebben over het belang van het buitenland voor de Nederlandse economie. We gaan kijken naar de 'open economie' en 'globalisering'. Dit zijn namelijk twee ontzettend belangrijke onderwerpen die jij moet kennen voor jouw examen. Verder bespreken we ook andere belangrijke begrippen, zoals import, export, importquote en exportquote.

Open Economie

Als we het hebben over een open economie dan houdt dat in dat het land veel handel heeft met andere landen en de grenzen open zijn.

Globalisering

Kenmerkend voor het proces van economische globalisering zijn de groeiende internationale handel en buitenlandse directe investeringen en toegenomen betekenis van multinationals.

Import

Import heeft betrekking op het invoeren van goederen en/of diensten uit het buitenland.

Export

Export heeft betrekking op de uitvoer van goederen en diensten naar het buitenland.

Internationale concurrentiepositie

Dit begrip vertelt ons hoe goed een land op de wereldmarkt kan concurreren met goederen en diensten van andere landen.

Importquote

Dit is de maatstaf om de omvang van de import van een land te weten .

Exportquote

Dit is de maatstaf om de omvang van de export van een land te weten.

Werkgelegenheid

Werkgelegenheid of tewerkstelling is de aanwezigheid van voldoende werk voor de beroepsbevolking van een streek of land.

Assortiment

Een assortiment is de verzameling van al of niet bij elkaar behorende producten die door een organisatie ter verkoop worden aangeboden (verkoopassortiment), dan wel door een organisatie wordt gekocht (inkoopassortiment).

D1: Handelen

D2: Ontwikkelingslanden

Open economie en globalisering

Als we het hebben over een ‘open economie’ dan houdt dat in dat het land veel handel heeft met andere landen en de grenzen open zijn. Nederland is hier een voorbeeld van. Steeds meer landen gaan de handel aan met elkaar, wat te maken heeft met de globalisering in de wereld. Dit houdt in dat landen steeds meer hun grenzen openstellen voor andere landen, met betrekking tot cultuur, politiek, arbeid en economie.


Wanneer een land ‘gesloten economie’ heeft, betekent dit dat de grenzen dicht zijn en de economie afhankelijk is van enkel de goederen die gemaakt worden in het eigen land. Het land doet niet mee aan de internationale handel. Hiervan is een voorbeeld Noord-Korea. Het is onduidelijk wat er daar precies gebeurt en dit land doet ook niet mee met de globalisering.


Wanneer een land deelneemt aan de internationale handel, is het tot in zekere zin afhankelijk van de goederen van het land waarmee het handelt. En dit heeft te maken met twee uiterst belangrijke termen in internationale handel: namelijk import en export.


Import

Import heeft betrekking tot het invoeren van goederen en/of diensten uit het buitenland. Je kan import zien als consumptie, maar dan consumptie van goederen en/of diensten die in het buitenland geproduceerd zijn. De 4 redenen voor een land om te importeren zijn: assortiment, kosten, kwaliteit en natuur;


1. Assortiment: Het kan zijn dat de bepaalde producten en/of diensten niet of erg beperkt beschikbaar zijn in een land. Het land zal deze goederen of diensten uit het buitenland moeten halen. Je zou bijvoorbeeld kunnen denken aan exotische fruitsoorten zoals bananen, ananassen en mango. Deze groeien niet in Nederland en moeten geïmporteerd worden uit landen waar ze wel groeien, zoals bijvoorbeeld Brazilië.

2. Kosten: Het kan ook voorkomen dat producten geïmporteerd moeten worden omdat ze in een ander land goedkoper gemaakt kunnen worden. Je kan bijvoorbeeld denken aan veel kledingmerken die hun kleding laten maken in landen zoals China en India, waar het veel goedkoper is.

3. Kwaliteit: Ook kan het zijn dat sommige producten betere kwaliteit hebben in het buitenland. Je kan bijvoorbeeld denken aan bepaalde elektronische producten die ergens beter gemaakt worden.

4. Natuur: De laatste reden om te importeren heeft te maken met grondstoffen. Sommige landen hebben bepaalde grondstoffen niet, en moeten die dan halen uit landen die er veel van hebben. Een zeer belangrijk exportproduct voor Nederland is olie. Zelf heeft Nederland geen olie en haalt het dus voornamelijk uit landen zoals Rusland of Noorwegen.


Export

Export heeft betrekking op de uitvoer van goederen en diensten naar het buitenland. Export heeft dus te maken met de productie en niet met de consumptie. Een belangrijke reden waarom landen gaan exporteren, is werkgelegenheid en internationale concurrentiepositie. Wanneer een land veel goederen exporteert, is er vanuit het buitenland een grote vraag naar die goederen. Als er een grote vraag is naar goederen, moet er meer van geproduceerd worden, wat neerkomt op dat er meer banen gecreëerd worden. Kortom, als er meer geëxporteerd wordt, dan zal de werkgelegenheid stijgen.


Ook is het zo dat als er veel geëxporteerd wordt en de vraag naar producten stijgt, dat de internationale concurrentiepositie ook zal verbeteren. Dit houdt in dat de goederen en diensten gewild zijn bij andere landen, en er dus meer vraag naar is. Een gevolg hiervan is dat buitenlandse bedrijven gaan investeren in landen met een sterke concurrentiepositie, om de productie van die gewilde goederen te financieren en dus te vergroten. Dit zorgt ervoor dat werkgelegenheid ook stijgt.


Wat importeert en exporteert Nederland vooral?

Import

Het is belangrijk om te weten dat er twee soorten producten zijn die geïmporteerd of geëxporteerd kunnen worden, namelijk grondstoffen en eindproducten. Nederland heeft zelf niet veel grondstoffen en moet dat dus halen uit andere landen. Olie moet Nederland bijvoorbeeld halen uit Rusland en Noorwegen. Maar ook metalen, biomassa en mineralen worden gehaald uit andere landen. Dat zijn grondstoffen waarmee gebouwd, gewerkt, gewoond en geleefd wordt.


Ook importeert Nederland eindproducten. Dat zijn producten die al klaar zijn om verkocht te worden aan de consument. Je kan bijvoorbeeld denken aan auto’s, maar ook telefoons, kleding en bepaalde eetbare producten.


Export

Nederland exporteert ook. Meer dan dat het importeert. Als we kijken naar grondstoffen dan exporteert Nederland vooral aardgas. Er is aardig wat aardgas in het noorden van het land, in Groningen.


De belangrijkste export van Nederland zit in de landbouw. Nederland is werelds grootste exporteur op het gebied van landbouwproducten en diensten. Met diensten wordt bedoeld dat Nederland veel kennis op het gebied van landbouw exporteert. Je zou het misschien niet denken, maar mocht je ergens in de wereld een ui eten, dan is de kans heel groot dat die uit Nederland komt.


Er is nog een heel belangrijke reden waarom Nederland zo veel exporteert, en dat heeft te maken met de gunstige geografische ligging van Nederland: aan het water. Rotterdam is een van de grootste en drukste havens in de wereld, waar veel producten per schip geleverd worden. Wat Nederland doet: het importeert producten en exporteert ze weer verder via Rotterdam naar andere EU-landen. Zo kan Nederland bijvoorbeeld mango’s importeren uit India, en dan weer door exporteren naar Duitsland. Het begrip hiervoor is ‘doorvoer’, wat Nederland een doorvoerland maakt.


Importquote en exportquote

Om de omvang van de import of export van een land te weten worden totale import of export als percentage van Nationaal inkomen berekend. Deze percentages worden de importquote of exportquote genoemd. Stel: de totale import van een land is 150 miljoen en het nationaal inkomen is 1 miljard dan is de importquote: 150/1000* 100 =15.


Dit betekent dus dat 15% van het nationaal inkomen uitgegeven wordt aan import. Stel: de totale export van een land is 300 miljoen en het nationaal inkomen is 1 miljard, dan is de exportquote 300/1000 * 100 = 30. Dit betekent dus dat 30% van het nationaal inkomen verdiend wordt aan export.